Bouwkundig detailleren voor tekenaar en ontwerper:
Cartografie.
Voor de volgende onderwerpen ga naar:
algemeen;
driehoeksnet;
Amsterdams Peil;
Het Amsterdams Peil is niet echt Normaal (artikel Delta nr. 4 uit 1995)
Algemeen:
Cartografie is de communicatiewetenschap die aardrijkskundige verschijnselen weergeeft op een visuele kaart om zo door overdracht de beschikbare ruimtelijke informatie voor het oplossen van problemen toegankelijk en hanteerbaar te maken voor iedereen.Het begrip "cartografie" is een samentrekking van het Griekse "khartes" = papyrus (papier) en "graphein" = schrijven.
Deze manier van denken, ten tijde van de industriële revolutie, over Nederland als een functioneel geheel van steden, dorpen en landschappen en de nieuwe moderne wetenschap, die met de verzameling van echte feiten oorzaken en gevolgen opspoorde, maakte het nodig dat de afmetingen van Nederland (door landmeters) in de lengte en de breedte, met behulp van driehoeksmeting, tot op de millimeter nauwkeurig werden vastgesteld.
Bij een driehoeksmeting maakt men gebruik van de wiskundige eigenschap van een driehoek dat haar vorm vastgesteld kan worden zonder dat al haar kenmerken bekend zijn. Een driehoek heeft 3 zijden (Z) en 3 hoeken (H), in totaal 6 kenmerken. Met drie van de zes kenmerken kan de driehoek al bepaald worden. Bijvoorbeeld: indien twee zijden ervan bekend zijn en de tussenliggende hoek (combinatie ZHZ), kan de rest uitgerekend worden. Er bestaan vijf combinaties waarvoor dit principe opgaat, alsmede één uitzondering: met de combinatie van 3 hoeken (HHH) is de schaal niet te bepalen.
Noot!
Met tot op de millimeter wordt niet de maat zelf, maar de op dat moment te maken mogelijke nauwkeurigheid, bedoeld.
(De in te meten maat tussen twee kerktorens, nodig voor het hieronder genoemde grofmazige 'primaire" netwerk, was derhalve altijd globaal en nooit exact.)
Driehoeksnet:
Van de in de Franse tijd, onder leiding van luitenant-generaal Krayenhoff, begonnen driehoeksmeting van het nationale grondgebied werden de vroeg 19e eeuwse rekensommen gewantrouwd, daarom kwam er een nieuw initiatief.
Het grofmazige 'primaire" netwerk (zie bovenstaand fragment van het driehoeksnet uit 1896) gaf de hoofdmaten voor een fijnmaziger secundair net dat hierin daarna werd ingemeten.
Voor het grofmazige net maakte men gebruik van hoge vaste punten in het landschap, zoals kerktorens, vanaf waar men de hoekpunten naar de twee andere punten met een theodoliet kon bepalen.
Voor de driehoeksmeting (zie tekst bij het subonderwerp "Algemeen" hierboven) moet een lengtemaat exact ingemeten zijn of theoretisch al zijn uitgerekend bij naastliggende eerdere metingen. De driehoeksmetingen voor dit netwerk waren dan ook geen sinecure. Het vergde veel voorbereiding en organisatie.
(bron: Wikipedia)
Het Kadaster onderhoudt het Nederlandse coördinaatsysteem, het Stelsel van de Rijksdriehoeksmeting (RD) als onderdeel van de geodetische infrastructuur.
Amsterdams Peil:
Ook de hoogtemeting had een voorgeschiedenis die tot in de Franse tijd terugging. Het nulniveau dat door Krayenhoff als vergelijkingsvlak werd gekozen was het waterpeil dat Amsterdam toen in en om de stad hanteerde: het Amsterdams Peil (AP).
Ook deze hoogtemetingen waren niet goed genoeg voor de exacte wetenschap van de tweede helft van de 19e eeuw, want de bodem in de kustprovincies daalde langzaam ten opzichte van de zee.
Om een hoogtekaart te krijgen die aan de nieuwste eisen voldeed, begon in 1875 de Nederlandse 'nauwkeurigheidswateraanpassing': het AP werd vervangen door het NAP (Normaal Amsterdams Peil).
Doch dit was niet de laatste nauwkeurigheidswaterpassing. Er volgde er nog meer; zie de hier onderstaande extra.
Bouwkundig detailleren voor tekenaar en ontwerper:
dd: 02-07-2021
extra informatie behorende bij: | Peil: |
Het Amsterdams Peil is niet echt Normaal
fragment van artikel van Ludo van Klooster.Copyright redactie Delta. Pagina gegenereerd op donderdag 2 februari 1995, 12:24 door delta
Rijkswaterstaat en Geodesie bepalen nieuw NAP.
Nederland wordt momenteel overspoeld met waterstandgegevens, opgegeven in het aantal meters boven Normaal Amsterdams Peil.
Maar ook het NAP is aan schommelingen onderhevig.
De komende twee jaar stelt de Meetkundige Dienst van Rijkswaterstaat het peil weer eens vast.
De faculteit Geodesie is betrokken bij de Vijfde Nauwkeurigheidswaterpassing.
De waterstand in Borgharen was maandag 30 januari om 7.00 uur 45,64 meter boven NAP. Het NAP is een vertrouwd begrip, maar bodembewegingen beïnvloeden zowel het nulniveau, dat dus geen watervast gegeven is, als andere delen van het land. Dat maakt de hoogtegegevens gedeeltelijk onbetrouwbaar, tenzij er wordt herijkt zoals nu voor de vijfde maal gebeurt. De Vijfde Nauwkeurigheidswaterpassing, zoals de herijking officieel heet, zal niet alleen een nauwkeuriger en recenter beeld geven van hoogtes, tevens zal een model worden ingebouwd dat het mogelijk maakt ook hoogtes op termijn te voorspellen.
,,Hoogteinformatie is in ieders belang'', vertelt de wetenschappelijk projectleider van de 'Vijfde', dr.ing. Lorenz van de Meetkundige Dienst van Rijkswaterstaat. ,,We moeten niet vergeten dat Nederland een risicogebied is. Zestig procent van het land ligt beneden het gemiddeld hoogwaterpeil van de zee. En terwijl de zeespiegel stijgt, kantelt het land nog steeds, het westen gaat neerwaarts, het oosten opwaarts. '' Tezamen zorgen deze twee effecten voor een verandering van zo'n twintig centimeter gedurende de laatste eeuw.
Maar het land is geen massief kantelende brok, het verzakt in Groningen door de aardgaswinning - 20 centimeter de laatste veertig jaar met een prognose van 35 cm voor het jaar 2005 - en het stijgt in het Limburgse mergelland, waar sinds de sluiting van de mijnen geen grondwater meer wordt weggepompt en de grond zich volzuigt met water. Daar is het land sinds 1974 centimeter(s) gestegen. (?? tikfout in het orgineel)
Waterpassing
Al ruim driehonderd jaar wordt er gewerkt met het Amsterdams Peil.
De eerste metingen aan het gemiddelde vloedpeil van het IJ in Amsterdam dateren van 1683.
Het verder meten op basis van een bekende hoogtereferentie, zoals het NAP, gebeurt door 'waterpassing'.
De eenvoudigste manier is de optische: een landmeter kijkt door een horizontale kijker naar twee bakens aan weerszijden 50 meter verderop.
Met hydrostatische waterpassing kan over grotere afstanden worden gemeten, maar voorwaarde is wel dat er geen grote hoogteverschillen over het traject zijn: aan beide zijden van een kilometerslange, met water gevulde, slang wordt met peilbuizen de waterstand afgelezen als was het een demonstratiemodel voor de wet van de communicerende vaten.
De derde, nog in ontwikkeling zijnde manier van hoogtemeting gaat met satellieten.
Met optische en hydrostatische metingen is heel Nederland aan het NAP vastgelegd. De eerste Nauwkeurigheidswaterpassing vond plaats tussen 1875 en 1885, deze eeuw waren de overig drie, waarbij de meetapparatuur steeds werd gemoderniseerd. Maar alle hadden het nadeel dat er over een lange periode moest worden gemeten, hetgeen vanzelf fouten impliceert, want de bodem staat niet stil. En ook de vaste ijkpunten, die men had verankerd op de zandgrond van het pleistoceen, soms wel met heipalen van 20 meter, zijn aan bewegingen onderhevig door de kanteling van Nederland en bodemverzakking of -verhoging.
Met de op handen zijnde metingen moeten deze bewegingen in kaart worden gebracht. Niet alleen door binnen een korte periode van twee jaar alle metingen te verrichten, maar ook door andersoortige metingen met het NAP te vergelijken en te koppelen. Hierbij zal de faculteit Geodesie de Meetkundige Dienst van Rijkswaterstaat van dienst zijn.
------------------------------------------------------
-------------------------------------------------- etc.
Voor de Vijfde Nauwkeurigheidswaterpassing is het theoretische en organisatorische werk de afgelopen twee jaar verricht.
De werkelijke metingen vangen aan in 1996 en moeten binnen twee jaar zijn afgerond, waarna de interpretatie en analyse van de metingen een nauwkeuriger hoogtebeeld moet opleveren, waarbij de verschillende netwerken voor hoogtemetingen (waterpassen, GPS-hoogte en zwaartekracht) met elkaar gekoppeld moeten zijn.