Bouwkundig detailleren voor tekenaar en ontwerper:

Beschoeiingen en keermuren.

Voor de volgende onderwerpen ga naar:

algemeen;
beschoeiingen;
verankeringen;
betonnen en stalen damwanden      "Grondwerken / bouwput"
schotbalksystemen;

gemetselde keermuren;
aanlegsteigers;



 

Algemeen:

Bij grondophogingen of ingravingen wordt de overgang tussen het hoger en lager gelegen gedeelte verkregen door een talud waarvan de helling afhangt van de "natuurlijke" hellingshoek van de grondsoort.
Wordt dit talud steiler opgezet ten einde zoveel mogelijk terrein nuttig te gebruiken, dan bestaat de kans, dat het grondprisma, gelegen boven de natuurlijke hellingshoek, afschuift. De grond steunen we in dit geval door het aanbrengen van een wandconstructie, waarvoor, in het verleden, in de eerste plaats een beschoeiing ín aanmerking kwam.

Thans wordt voor opslag van zout, zand en grind voor de grond- weg- en waterbouw en de opslag van kuilgras en ruwvoer in de agrarische sector veelvuldig gebruik gemaakt van prefab betonnen keerwanden.
  de "keerwand verwijzing" bij het subonderwerp speciale bestrating van het onderwerp bestrating.
klik hier om naar boven te gaan



 

Beschoeiingen:

bron afbeelding:   Jellema 1965

Een beschoeiing bestaat uit een schotwerk, dat weerstand biedt aan de gronddruk door inklemming in de ondergrond of doordat het steun vindt tegen palen die in de grond zijn ingeklemd, in beide gevallen zo nodig versterkt door een achterwaarts aangebrachte verankering.

De paallengte houdt verband met de te keren grondhoogte, de grootte van de bovenbelasting en de aard van de ondergrond.
In het algemeen nemen we bij niet te slappe grond de palen zo lang, dat het zich in de grond bevindende gedeelte even lang is als hetgeen erboven uitsteekt.
De onderlinge afstand tussen de palen bedraagt 0,80 à 1,50 m, naar gelang van de dikte der beschoeiingsplanken en de hoogte van de grond die moet worden gesteund.
Als we de palen een weinig achterover plaatsen, zal de beschoeiing bij enige zettíng nog niet direct vooroverkomen.

Komt de beschoeiing aan de waterkant te staan, dan zullen we, om te voorkomen, dat er grond onder de planken door schiet, de onderkant van de schotten ten minste 25 cm onder de aansluitende kanaalbodem moeten leggen.

extra   variantoplossingen
klik hier om naar boven te gaan



 

Verankeringen:

bron tekst en afbeelding:   Jellema 1965

Beschoeiingen die een grote hoogte aan grond moeten keren, kunnen gemakkelijk vooroverkomen. Om dit te voorkomen brengen we een verankering aan.

figuur 1:   Deze kan bestaan uit een schot dat binnen de natuurlijke hellingshoek, liefst in ongeroerde grond, is aangebracht en tegen een paar ter steek ingeheide palen is bevestigd.
Achter de palen wordt een dwarsbalk aangebracht, waaraan de trekstang wordt bevestigd die met de beschoeiing is verbonden.

figuur 2:   Door toepassing van een ankerjuk bestaande uit een druk-en een trekpaal, wordt een grotere weerstand verkregen.

figuur 3:   Heel veel worden thans gewapend-betonplaten gebruikt, die onder enige helling in de grond worden geplaatst. Door een in het midden aangebracht gat wordt de trekstang bevestigd, fig. 99-3.

figuur 4:   Met een ankerstoel is eveneens een verankeringspunt te maken. Deze bestaat uit een verticaal en een horizontaal schot, die door balken onwrikbaar zijn verbonden.
De op het horizontale schot rustende grond werkt mee om kanteling van het geheel tegen te gaan. Dergelijke stoelen worden niet veel meer toegepast; ze zijn door constructies van gewapend beton vervangen.

figuur 4:   Als verbinding van de beschoeiing met de verankeringspunten gebruiken we meestal stalen trekstangen met een doorsnede van 20 à 40 mm. Deze kunnen door middel van een beugel aan de paal worden verbonden.

Lange trekstangen zullen meestal te veel doorbuigen; daarom ondersteunen we deze op afstanden van ongeveer 3 m door korte steunpalen, die dezelfde verplaatsingen moeten kunnen meemaken als de beschoeiing en de verankering zelf bij terreinzetting na ophoging.


voor de huidige funderingsverankeringen (groutanker, klapanker en schroefanker) het betreffende onderwerp bij het onderdeel "Skelet".

klik hier om naar boven te gaan



 

Schotbalksystemen:

Door steeds frequentere en intensievere regenval, zien we dat rioolstelsels, infiltratievoorzieningen en pompputten de grote hoeveelheden water niet verwerkt krijgen. Vooral ondergrondse garages met een hellingbaan en/of kelders kunnen hierdoor flinke wateroverlast ondervinden.

Om deze overstromingen te voorkomen zijn er complete op maat gemaakte schotbalksystemen in de handel, welke zorgen voor een vloeistofdichte waterkering.

Een schotbalksysteem, voor montage op of in de wand, kan bestaan uit RVS geleideprofielen voorzien van EPDM afdichtingsrubbers waarin indien nodig (bij kans op overstroming) de lichtgewicht, modulaire aluminium schotbalken eenvoudig kunnen worden geplaatst.
Wanneer het gevaar voor overstroming is geweken kunnen de schotbalken weer worden verwijderd.


 

 
Dergelijke schotbalken worden ook toegepast in dijken langs de rivieren op de plek waar een weg de waterkering kruist (men noemt een dergelijke doorgang ook wel een coupure).
In geval van een calamiteit (te hoge waterstand in de rivier) moet deze plek tijdelijk op de kerende hoogte worden gebracht.
Aan de zijkanten van de coupure zijn hiervoor muren aangebracht, met daarbij de mogelijkheid om de ruimte tussen de muren te sluiten met behulp van een of twee rijen schotbalken of met behulp van een zware deur.
Als extra veiligheid worden tussen de balken of tegen de gesloten deuren zandzakken geplaatst.

extra   maar soms is dit niet voldoende.


klik hier om naar boven te gaan


 

Gemetselde keermuren:

bron tekst en afbeelding:   Jellema 1965

Een keermuur heeft in tegenstelling met een beschoeiing een zo groot gewicht, dat deze door de daarachter uitgeoefende gronddruk niet kan kantelen en evenmin kan vooruitschuiven. Bovendien geven we een keermuur een zodanige sterkte, dat hij niet kan breken.
Keermuren worden/werden van metselwerk, stampbeton of gewapend beton samengesteld, al of niet met natuursteen gecombineerd.

Keermuren uit het verleden werden van natuursteen (breuksteen) gemetseld.
  het subonderwerp "Keermuren" van het onderwerp "Natuursteen toepassingen" van het onderdeel "Materialen - (-)steen/beton".

Een keermuur heeft door zijn groot eigen gewicht een fundering nodig.
Daar keermuren voornamelijk langs kaden worden gebruikt zal een paalfundering het meest in aanmerking komen.

In dwarsdoorsnede zijn de muren van metselwerk en stampbeton in de regel trapeziumvormig, omdat deze vorm een grote weerstand tegen kantelen biedt en het buigingsmoment ten gevolge van de gronddruk naar onder toeneemt.
Bij gemetselde muren wordt het verschil in dikte van de onder-en bovenkant bereikt door aan de achterzijde versnijdingen aan te brengen. Deze worden aan de bovenkant schuin bijgewerkt, opdat de grond achter de muur bij het inklinken niet hierop blijft hangen.

De stabiliteit van een gemetselde muur kunnen we vergroten door op afstanden van bv. 4 m de muur aan de landzijde te verzwaren met zgn, "conterforten" of "beren".

De bovenkant van een gemetselde muur wordt door een rollaag of een natuurstenen dekband afgedekt.
De achterzijde van de muur vertinnen we met een cementmortel tegen de inwerking van schadelijke stoffen.
klik hier om naar boven te gaan



 

Aanlegsteigers:

bron afbeelding:   TH Delft weg- en waterbouw 1974

extra   bijbehorende details


 


Bouwkundig detailleren voor tekenaar en ontwerper:
dd: 19-03-2017 evacuatie 11-04-2019

 

 
klik hier om naar boven te gaan


 

 

 extra informatie behorende bij:
Beschoeiingen:
klik hier om naar boven te gaan


 

 

Variantoplossingen:

bron tekst en afbeelding:   Jellema 1965
 

De figuren 1, 2 en 3 geven nog een drietal variantoplossingen.

Figuur 1 is een houten oevervoorziening in een poldersloot met perkoenpaaltjes hart op hart 0,50 m en een opgeklampt schot, "teenschot" genoemd.
Boven het schot is het talud verstevigd door middel van stapelzoden.

Figuur 2 geeft een eenvoudige betonnen oevervoorziening van prefab-betonpalen met nok, waarop de betonnen keerplanken komen te rusten.
Achter de beschoeiing is een drainage van sintels aangebracht, om het regenwater snel af te voeren.

Een moderne variant is getekend in figuur 3, waarbij gebruik is gemaakt van nylondoek, dat waterdoorlatend is en opgespannen wordt op azobématten, lang 5 m, hoog 0,5 m, en opgebouwd uit stroken breed 7 cm, dik 5 mm.

Stellen we een wand samen uit damplanken die langs de deksloof in de grond worden geheid, dan kunnen we dieper onder de vaartbodem komen zodat minder kans op onderloopsheid bestaat, figuur 4.
 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 extra informatie behorende bij:
Aanlegsteigers:
klik hier om naar boven te gaan


 

 

 extra informatie behorende bij:
Schotbalken:
klik hier om naar boven te gaan


klik hier om naar boven te gaan