Bouwkundig detailleren voor tekenaar en ontwerper:

Trapvormen en terminologie.

Voor de volgende onderwerpen ga naar:

trapvormen;
trap/meubel varianten;
terminologie;


 
Jellema Jellema

Trapvormen:

(afbeeldingen:  Jellema)

Vaste trappen die een gebouw centraal moeten ontsluiten worden primaire trappen of hoofdtrappen genoemd.
Alle overige trappen zijn secundaire trappen. Secundaire trappen zijn o.a. de noodtrappen, de brandtrappen, de vluchttrappen, etc.
Van oorsprong was de primaire trap de status-trap en stond centraal gesitueerd in de entreehal.
De overige secundaire trappen waren de trappen die voornamelijk werden gebruikt door het personeel.

De grootte van de trap, wordt in horizontale projectie gemeten.(van bovenaf bekeken) Bij dit projecteren wordt daain de vorm van de loopvlakken mede geprojecteerd. De vorm van de treden bepaalt de wijze waarop de trap zal worden belopen. De plaats welke het meest wordt belopen, wordt in de plattegrond aangeduid door de klim- of looplijn (normaliter 300 mm uit leuning). (richting pijl geeft opwaartse richting aan)

Aan het begin en einde van de trap moet voldoende ruimte zijn voor toegang tot die trap. Deze lengte is in het Bouwbesluit bepaald.
 

Indeling naar vorm:

  • rechte steektrap
  • scheve steektrap
  • enkele scheluwe trap
  • dubbele scheluwe trap
  • trap met beneden kwart (verdreven of onverdreven)
  • trap met boven kwart (verdreven of onverdreven)
  • trap met twee kwarten (verdreven of onverdreven)
  • spiltrap met halve wenteling (verdreven of onverdreven)
  • spiltrap met hele wenteling
  • spiltrap met meerdere wentelingen
  • wenteltrap met middenboom
  • wenteltrap met wrong (engelse trap)
  • de varianten op deze hoofdvormen

  •  


     

     
    Bij trappen met onder- en bovenkwart alsmede spil- en wenteltrappen mogen de treden, i.v.m. de aansluiting op de bomen nooit in de hoek eindigen, tenzij de hoek wordt afgesnoten, zoals in de woningbouw gebruikelijk is. Het bovengenoemde geldt dan echter wel weer voor het begin en einde van de afsnuiting.
    klik hier om naar boven te gaan



     

    Trap/meubel varianten:

    bron afbeelding:   http://www.zwartwitenhout.nl/

    Onderstaande terminologie is niet van toepassing op dit trap/meubel.

    Hoe mooi dergelijke trappen ook zijn ze voldoen niet aan de wettelijke veiligheids eisen, tenzij de laden in het loopvlak automatisch sluiten.
     

     

     

     

     

     

     

    klik hier om naar boven te gaan



     
    aantekeningen

    Terminologie:

    • aantrede:
      De kortste horizontale afstand tussende voorkanten van twee opeenvolgende treden, gemeten op het tredevlak ter plaatse van de gekozen klimlijn.

    • balustrade:
      Verticale afscheiding, die een verhoogde vloer,bordes of standplaats omsluit, bedoeld om een voldoende mate van veiligheid tegen vallen te bieden.

    • (trap)boom:
      Hellend constructiedeel dat een van de uiteinden van de treden draagt.
    • Naad tussen muur en trapboom wegwerken met een plintlat.

    • (trap)paal:
      Verticaal constructiedeel dat i.p.v. de trapboom een van de uiteinden van de treden draagt.
    • Trappaal aan vloer verankeren met hoekstaal.
      Bij houten balklaag trappaal eventueel met houtdraadbout aan (raveeel)balk verankeren.

    • bordes:
      Horizontaal bovenvlak of vloer waarop tenminste twee traparmen aansluiten, en bedoeld om een verticale verplaatsing te onderbreken.

    • bloktrede:
      De exacte plaats en vorm van de trappaal welke op de bloktrede wordt geplaatst is een architectuur kwestie, waarbij wel rekening moet worden gehouden met de in het Bouwbesluit genoemde plaats en afmetingen van de leuning.
        bij stabiliteit van de leuningbalustrade tekening uitleg bloktrede.

    • dektrede:
      Bij restauratie van trap. Dektrede bevestigen aan trede door middel van haaks op de trede geschroefde zwaluwstaartvormige latten.
    • (figuur www.woodforum.be)

    • hoofdleuning:
      Een aan de muur bevestigd element of bovenste deel van een balustrade, dat bedoeld is om houvast te bieden aan personen die van de trap gebruik maken.

    • insprong:
      Afstand tussen het snijpunt van de klimlijn met de voorkant van de onderste trede en het verticale vlak door de daarboven gelegen rand van het trapgat.

    • klimlijn:
      Denkbeeldig vloeiend verlopende lijn die de voorkanten van de treden van een trap met elkaar verbindt.

    • kwart(slag):
      Deel van de trap waarin de looplijn 90° van richting verandert.

    • lepe hoek:
      Afgeschuind gedeelte in de buitenhoek van een kwart.

    • leuningzone:
      Plaatsingsruimte die voor een leuning is gereserveerd.

    • loopgebied:
      Gebied bestaande uit opeenvolgende tredevlakken, waarbinnen een looplijn moet zijn geprojecteerd en waarboven een minimale vrije hoogte moet zijn gerealiseerd.

    • looplijn:
      Horizontale projectie van de klimlijn ter plaatse waar alle aantreden een zelfde afmeting hebben, en waarvan wordt aangenomen dat deze het traject weergeeft die de meeste gebruikers van die trap volgen.

    • optrede:
      Het hoogteverschil tussen twee opeenvolgende tredevlakken. (het aantal optreden is altijd 1 meer dan het aantal aantreden)

    • spil:
      Verticaal constructiedeel dat de smalle einden van de treden draagt.

    • stootborden:
      Als de trap aan de achterzijde in het zicht komt, de nodige aandacht besteden aan achterkant stootborden.
      Jellema + aantekeningen HTS 1977

      detail 1:    Het inlaten van de stootbord in de trede voorkomt een doorlopende naad. (nadeel: kraakt)
      detail 2:    Een kostbare weinig voorkomende variant.
      detail 3:    Een variant oplossing van de verbinding stootbord-trede van detail 1 met weglating van wellat.

    • trap:
      Een opeenvolging van tredevlakken die het mogelijk maken om te voet hoogteverschillen tussen twee vloeren te overbruggen.
      Open trap (trap zonder stootborden of schotwerk).
      Dichte trap (trap met stootbord of schotwerk).

    • traparm:
      Een ononderbroken serie treden tussen twee vloeren, tussen en een bordes of tussen twee bordessen.

    • trapgat:
      In een vloer uitgespaarde opening bestemd voor de trap.

      Trapgat in houten balklaag zo maken dat trap tegen balk aankomt.
      Tussen laatste stootbord en balk enkele centimeters vrijhouden om eventuele speling te hebben.
      Aansluiting bovenste trede met vloer door welstuk.

    • traphelling:
      Hoek van de klimlijn met een horizontaal vlak.

    • (trap)trede:
      Deel van een trap met een horizontaal bovenvlak waarop men de voet plaatst om de trap te beklimmen of af te dalen.
      Tredebreedte is tredevlak, gemeten loodrecht op de voorkant van de trede.
      T.p.v. de klimlijn is tredevlak gelijk aan aantrede + wel.

    • verdreven trede:
      Trede waarvan de voorkant niet evenwijdig loopt aan de voorkant van de daarboven gelegen trede.

    • vrije breedte:
      De kleinste van de volgende horizontaal gemeten afstand tussen leuningzone en spil, tussen leuningzonen en tweede leuning en/of tussen leuningzonen en tegenoverliggende wand of vloerrand.

    • vrije hoogte:
      De verticale afstand tussen de klimlijn en de onderkant van het laagste, daarboven gelegen constructie onderdeel.

    • wel:
      De horizontale afstand tussen de voorkant van de trede en de achterkant van de daaronder gelegen trede. (De wel dient om een groter steunvlak voor de voet te krijgen d.w.z. hoe steiler de trap des te groter de wel)
    • welstuk:
      Bovenste trede van een trap(arm) waarvan het tredevlak op dezelfde hoogte ligt als de vloer of een bordes.

      Welstuk over bomen laten lopen. (Dit voorkomt zicht op het kopshout van boom.)


     

    Bouwkundig detailleren voor tekenaar en ontwerper:
    dd: 14-11-2015

     

     
    klik hier om naar boven te gaan