Bouwkundig detailleren voor tekenaar en ontwerper:

Elektriciteit geschiedenis.

Voor de volgende onderwerpen ga naar:

algemeen;

lokale elektriciteitscentrales;
regionale energiebedrijven;



 

Algemeen:   bron tekst: Een nieuwe wereld (Auke van der Woud)

Terwijl Engeland de westerse wereld in het tijdperk van stoom en gas had binnengeleid, ging Duitsland voorop naar het tijdperk van de elektriciteit en de totaal nieuwe vormen van mechanisatie en organisatie die uit de toepassing van die energie voortkwamen.

Evenals de stoommachine was de toepassing van elektriciteit een vinding van de achttiende eeuw.
zie   voor de 1e, 2e en 3e industriële revolutie het onderwerp "De nieuwe westerse wereld" behorende bij dit onderdeel.


Tegen 1800 ontdekte de Italiaan Allessandro Volta namelijk het principe van de galvanische batterij; de energiebron die de ontwikkeling van de telegraaf en de commerciële toepassing ervan na 1837 mogelijk maakte.

De Engelsman Michael Faraday ontdekte in 1831 dat een magneet en een klos geisoleerd koperdraad die ten opzichte van elkaar bewegen een elektrische stroom opwekken en daardoor zelf een energiebron vormen.
 

De galvanische batterijen en de machines van Faraday waren toestellen die een betrekkelijk gering vermogen ontwikkelden. Met de komst van de dynamo-elektrische machines (de latere fiets dynamo’s zijn hiermee te vergelijken) rond de tweede helft van de 19e eeuw veranderde de elektriciteit in een kracht die desgewenst zwaar werk kon verrichten, maar die ook in staat was om een buitengewoon subtiel verschil in een vederlicht evenwicht aan te brengen.
De 2e Industriële Revolutie golf was hiermede begonnen.
 

Zie als voorbeeld naaststaande afbeelding van Pixii's dynamo met commutator.
 

De eerste dynamo-elektrische machines hadden echter nog wel een stoommachine nodig om de dynamo voor de stroomopwekking continu te kunnen laten draaien, maar deze waren al heel wat lichter dan de eerdere stoommachines.
 

De uitvindig van de elektrische gloeilamp in 1880 maakte het mogelijk om de productie en distributie van elektriciteit als een netwerk te organiseren, analoog aan wat de gasfabrikanten met hun fabrieken, leidingen en gaslampen hadden gedaan.
zie   hiervoor het onderwerp "Gas geschiedenis" behorende bij dit onderdeel.

De aanleg van deze infrastructuur begon dan ook, net als eerder bij de gasnetten was gebeurd, in de grote steden.
klik hier om naar boven te gaan



 

Lokale elektriciteitscentrales:

Tot 1885 was stroomopwekking en het gebruik van elektriciteit een lokale aangelegenheid van gemeentes, particulieren en vooral (zuivel)fabrieken die hun eigen stroom opwekten.

Er was hierdoor toen, zoals thans, nog geen standaard voltage.

De eerste elektriciteitscentrale van Nederland ging van start in 1886 en hiermee begon ook het eindtijdperk van het stoommachine gebruik:

Hetgeen niet wil zeggen dat dit principe verdwenen is. De standaard manier van energie opwekken in een centrale gebeurt namelijk nog steeds met behulp van een stoomturbine    bron: https://offshorewerken.com/elektriciteitscentrales/. Deze eerste centrale, de N.V. Electrische Verlichting Kinderdijk van Benjamin Smit, leverde stroom voor 350 particuliere gloeilamp aansluitingen en 21 straatlantaarns.

In 1895 werd Rotterdam de eerste gemeente die de elektriciteitsvoorziening op zich nam.
Andere gemeenten volgden hierna snel.

In 1902 hadden deze gezamelijke openbare centrales 1,9 MW vermogen in de aanbieding.

En vanaf 1910 waren hierdoor (met uitzondering van het buitengebied op het platteland) de meeste huizen (voor wie het wilde en kon betalen) al op het net van een lokale elektriciteitscentrale aangesloten.
klik hier om naar boven te gaan



 

Regionale energiebedrijven:

De lokale energiebedrijven fuseerden in de loop van de tijd tot regionale of provinciale energiebedrijven, die zich in 1949 verenigden in de Samenwerkende Elektriciteitsproductiebedrijven (SEP), de voorloper van de huidige transmissienetbeheerder TenneT.
Zoals bijvoorbeeld in Gelderland
toen in 1914 de Provinciale Staten aldaar besloten tot elektrificatie van hun provincie.

Een vennootschap, en geen provinciaal bedrijf, moest dat gaan voorbereiden en vormgeven.

In het begin was de Provinciale Geldersche Electriciteits-Maatschappij (pgem) alleen nog maar een transportonderneming:   ze kocht stroom in bij de opwekkers ervan in Nijmegen en Arnhem en leverde die weer aan andere gemeenten. Daardoor had men vooralsnog geen zeggenschap over in- en verkoopprijs van het gas van de concurerende plaatselijke gasfabrieken.
zie   het subonderwerp "Algemeen" van de hiervoor genoemde "Gas geschiedenis" verwijzing.

Pas in 1926 kreeg de pgem de hele elektrische stroomketen in handen:   van stroomopwekking tot en met aflevering aan de consument (zowel groot als klein).

 
Er was toen dan ook nog veel te doen. Van de 150.000 bewoonde panden in Gelderland waren (al of niet aangesloten) er pas 40.000 bereikt.

De eerste levering van elektriciteit in Culemborg, door een plaatselijk elektriciteitsbedrijfje welke in 1922 voor ƒ142.074,26 werd overgenomen door de PGEM, vond plaats in 1920.

De hiervoor benodigde schakelhuizen werden volgens de toenmalige bouwstijlen gebouwd en bestaan qua uiterlijk deels nog steeds.
Zoals die   (thans tevens ook rijksmonument)   aan de Lanxmeersestraat welke ca 1925 is gebouwd in een stijl die invloeden vertoont van Dudok en het zakelijk expressionisme.

Maar Culemborg kwam toch pas rond 1930 echt voor de keuze te staan of het voor de verlichting zou overstappen van gas naar elektriciteit.
 

Bouwkundig detailleren voor tekenaar en ontwerper:
dd: 15-08-2025

 

 
klik hier om naar boven te gaan