Bouwkundig detailleren voor tekenaar en ontwerper:

Wonen in de nieuwe westerse wereld.

Voor de volgende onderwerpen ga naar:

algemeen;
Helaas!  de holen der menschen;

maar hoe was het hier?



 

Algemeen:

Aan het einde van het revolutiejaar 1848, waarin via diverse Europese opstanden regeringen omver werden geworpen, werd er onder leiding van Johan Rudolph Thorbecke een nieuwe grondwet ingevoerd, die met enkele kleine aanvullingen na nog steeds de Nederlandse grondwet is. Deze wet maakte een einde aan de persoonlijke regeringsmacht van de koning en voerde de koninklijke onschendbaarheid in.
Voortaan waren de ministers verantwoordelijk voor het beleid en niet meer de koning.
Publiek en privaat domein raakten hierdoor van elkaar gescheiden.

Vrije kiezers vormden de basis van het nieuwe staatsbestel, maar de elite die in 1850 mocht meehelpen om de staat op te bouwen, blaakte overigens bepaald niet meteen van enthousiasme.

Via de oprichting van plaatselijke vakbonden die de arbeiders bewust maakten van hun afhankelijk van de werkgevers en de kracht van gezamelijk optreden kregen de gewone burgers steeds meer zeggenschap:   waardoor het liberale denken in maatschappij en politiek geleidelijk aan werd verdrongen door het sociale.

Maar de zorg voor acceptabele huisvesting van de bevolking, volgens deze nieuwe maatstaf, was niet zomaar even opgelost.
Ook niet door particuliere initiatieven, zoals de oprichting in 1852 van de eerste woningbouwvereniging van Nederland, de Vereeniging ten behoeve der Arbeidersklasse te Amsterdam, want je moet namelijk niet alleen willen, maar ook kunnen want de arbeiders hadden namelijk hiervoor zelf geen geld.

En de politieke elite werd in het plaatselijk openbaar bestuur tot na de invoering van het algemeen kiesrecht in 1919 nog altijd gedomineerd door een kleine bestuurlijke elite, waarin vooral vooraanstaande ondernemers en kerkelijke vertegenwoordigers alsmede artsen en apothekers een dominante en overwegend behoudende rol speelden.
klik hier om naar boven te gaan


 

Helaas!  de holen der menschen:

Doordat door de industriële revolutie de benodigde productiemiddelen (cq machines) buiten het financiële bereik van de gewone werkman kwamen te liggen verdween veel van de oorspronkelijke (veelal plaatsgebonden) huisnijverheid.
Wonen en werken werd daardoor voor velen volledig gescheiden en men trok daarom noodgedwongen achter de arbeid aan, waardoor de verstedelijking, afhankelijk van de plaats waar de fabrieken stonden, aldaar sterk toenam. Het aldus ontstane nieuwe industriële proletariaat woonden (tenzij zij voor de fabrikant onmisbaar waren), door deze verstedelijking, veelal daar in (krotten)wijken met nauwelijks sanitair. Noot!  Nauwelijks sanitair was iets wat altijd al zo is geweest, maar nooit werd besproken.

Een krot is een oud vervallen huis en meestal klein.
Een slop is een voetgangerssteegje of stoepgangetje tussen woningen.   (Het woord zelf is afgeleid van de werkwoordstam van sluipen.)

Een krottenwijk, de naam zegt het al, was een wijk die (voor het overgrote deel) bestond uit krotten. .

Een sloppenwijk behoeft daar en tegen nog geen krottenwijk te zijn, maar het was wel een wijk waar mensen woonden die door geldgebrek of woningnood geen betere woning konden krijgen.

De gemiddelde levensverwachting was er laag, en de kindersterfte hoog, maar dat had niets met de manier van wonen te maken. Dit had te maken met de manier van leven, het soort werk dat men uitvoerde en de toen nog onbekende oorzaken van epidemieën zoals, mazelen, roodvonk en cholera.
Maar dat is een ander verhaal.   Maar men geloofde er wel in.

Maar wat was, in de ogen van de bewoners zelf, een (krotten)wijk? Dat is namelijk nooit beschreven.
Hoe de hogere gegoede stand er tegenaan keek is echter wel bekend.


Naaststaand verslag aan den Koning werd geruime tijd voordat de stedengroei zich manifesteerde geschreven.
     zie   het onderwerp "Woningvorm typologie " van het
     onderdeel "functionele vormgeving - typologieën".

De woonsituatie van de laagste stand, waaronder de armen, de dagloners, behoeftige ambachtslieden en de aan lager wal geraakte kleine burgers, was dus al veel eerder zo.

De eerste woningbouwvereniging kwam dan ook niet voor niets.

 

klik hier om naar boven te gaan


 

Maar hoe was het hier ?

In de hier boven genoemde krotwoningen, die er dus al ver voordat de stedengroei zich manifesteerde en derhalve standaard waren, werd het eten gekookt op een rokerig vuur en sliep men in een bedstee of op een stromatras op de kale vloer met de daarbij (afhankelijk van het jaargetij) behorende vliegen, vlooien en luizen.

Of het hier, op een enkele uitzondering na, ook zo was is de vraag:   want de beschrijvingen van dergelijke (krot)woningen gaan altijd over die in de grote landelijke steden. Gegoeden en ambachtslieden woonden hier namelijk deels door elkaar.

Met uitzondering van de plaatsen waar wel concentraties van beroepen waren te vinden, zoals de schippers aan de Havendijk, stoelenmakers aan Achter de Vismarkt en de daarbij gelegen wal en landbouwers en boeren met hun vee in de Nieuwstad. De meeste rijkere burgers woonden van oudsher echter aan de Markt en in de Ridderstraat en rond 1850 ook op de Varkensmarkt. Zoals bijvoorbeeld in het herenhuis Villa Maria Regina dat rond 1865 werd gebouwd in opdracht van de arts Fangman, welke in 1862 door het Algemeen Burgerlijk Armenbestuur was benoemd tot Medicinae Doctor en Stadsheel en Vroedmeester.
  In 1874 vertrok hij alweer uit dit pand op de Varkensmarkt dat met een aan het neoclassicisme ontleende gevelopbouw en ornamentatie in Neo-Lodewijk XVI-stijl was uitgevoerd, waarbij de eerste bouwlaag, die fungeerde als bel-etage, van gepleisterd rusticawerk was voorzien en daarom als plint moet worden opgevat voor de tweede bouwlaag, waar hij woonde.

Het huis werd daarna bewoond door burgemeester Schorer en in 1895 weer verkocht aan de sigarenfabrikant C.W. Dresselhuis.

De tuin achter het huis was bereikbaar met een auto.

Maar daar weer achter bij het huidige Jach in de de tuin van de de Dierentuin (een kroeg die niet te goeder naam en faam bekend stond) gelegen tegen de oude stadsmuur welke volgebouwd was met eenkamerwoningen voor de oorspronkelijke bewoners van de Munt;    met het daarbij behorende Culemborgse volksleven, zoals beschreven in ‘De keu van Jans Tuut’ van de SDAP-voorman Otto de Beus.

Voor ‘De keu van Jans Tuut’ zie de verwijzingen naar externe sites van derden:
 

Omdat na de afscheiding van Belgie in 1830 de aartsrivaal Mechelen door het sluiten van de grenzen wegviel nam de de stoelnijverheid hier toe en daardoor steeg het aantal inwoners in de stad en nam de woningdichtheid langzamerhand steeds meer toe.
Maar het zou nog tot het laatste decennium van de 19e eeuw duren voordat men definitief buiten de wallen ging bouwen, met uitzondering van de gebieden, zoals de Volencampen, de Plantage, het Rondeel en de Redichem, welke tot het kroondomein behoorde.
 


Bouwkundig detailleren voor tekenaar en ontwerper:
dd: 26-08-2025

 

 
klik hier om naar boven te gaan