Bouwkundig detailleren voor tekenaar en ontwerper:
Ontwerp en maatvoering van fietsenstallingen.
Voor de volgende onderwerpen ga naar:
fietsparkeur fietskluizen, overkappingen, etc.; de situering;
|
Bij veel Nederlandse stations is het meteen duidelijk: hier zijn veel fietsplekken nodig.
De Fietsersbond vindt dat deze gratis moeten blijven.
Er is echter één probleem, de fietsen veranderen per modegril steeds.
Ten tijde van onderstaande beschrijving waren fietsen met kratten voorop ,die tot stallingsproblemen kunnen leiden, een zeldzaamheid.
Ook waren de toenmalige kinderzitjes achterop de fiets een stuk kleiner.
Fietsparkeur:
Alle fietsers kennen de ergernis wanneer zij hun fiets in een vol fietsenrek moeten frummelen.
Er bestaat dan grote kans de lak te beschadigen of een kabel kapot te trekken. Bovendien hebben veel fietsparkeersystemen geen voorziening om fietsdiefstal te voorkomen. Terwijl dat als belangrijkste eis aan een fietsparkeerplaats wordt gesteld. Om te komen tot een forse kwaliteitsimpuls hebben de Fietsersbond enfb en de Fipavo, de vereniging van fabrikanten en producten van fietsparkeervoorzieningen, kwaliteitsnormen opgesteld. Deze normen zijn eind 1998 vastgelegd in het FIETSPARKEUR en hierin stelt men eisen met betrekking tot de volgende punten:
|
Voor enkele aspecten zijn geen eisen opgesteld omdat de koper van fietsparkeervoorzieningen hiervoor eigen keuzes dient te maken.
Dit geldt bv. voor ruimtegebruik, installatie-gemak, vormgeving en prijs.
Fietskluizen, overkappingen, etc.:
Zie op internet de documentatie van de leveranciers.De situering:
Bovenstaande fietskluizen en overkappingen zijn meestal te vinden bij bedrijven en scholen waar vaste gebruikers hun fietsen dagelijks voor lange tijd stallen.De meeste openbare fietsenstallingen bevinden zich rondom de treinstations. (foto station Alkmaar (2012))
De toen uitgegeven brochure :“met de fiets naar de trein „ geeft tekst en uitleg.
Fragmenten uit de brochure:
Bij ieder station kunnen reizigers hun fiets zowel beveiligd als onbeveiligd stallen.Stallingen bevinden zich op plaatsen in of bij het station die veilig en direct bereikbaar zijn voor fietsers.
Beveiligde stallingen:
- De loopafstand van de verste plaats in een beveiligde
stalling naar de ingang van het station bedraagt maximaal 200 meter.
Onder beveiligd wordt hier verstaan: door mensen bewaakt of elektronisch of mechanisch beveiligd,
- De looproute van de beveiligde stalling naar de ingang van het station is overdekt.
Onbeveiligde stallingen:
- De loopafstand van de verste plaats in een onbeveiligde stalling tot de ingang van het station bedraagt maximaal 50 meter.
- Bij stations waar ook auto-parkeerplaatsen zijn, is de loopafstand van de onbeveiligde stalling naar de ingang van het station korter dan die
van de autoparkeerplaatsen naar de ingang van het station.
(* Onder parkeerplaatsen voor auto's worden hier niet parkeerplaatsen voor invaliden verstaan.)
- Uit het oogpunt van sociale veiligheid en ter beperking van diefstal en vandalisme wordt een onbeveiligde
stalling zo geplaatst dat gebruikers
goed zicht hebben op de omgeving en vice versa.
Ontwerp en maatvoering van fietsenstallingen:
Zowel beveiligde als onbeveiligde stallingen dienen sociaal veilig te zijn. Aandachtspunten in dit verband zijn:- maximaal doorzicht en overzicht;
- verlichtingsniveau (dag- en nachtverlichting);
- geen doodlopende paden;
- hoogte overkapping;
- breedte gangpaden.
Zowel de beveiligde als de onbeveiligde stallingen dienen afgestemd te zijn op de fietstypes die het meest worden gebruikt (zie verder bij „maten fiets“).
Toegang tot de stalling:
Bij bewaakte stallingen is het wenselijk over een ruime toegang te beschikken. De ingaande en de uitgaande fietsers moeten elkaar zonder problemen kunnen passeren. In het algemeen wordt een entree van 2.00 'a 4.00 meter geadviseerd.Als zich in een stalling momenten van zeer grote drukte voordoen kan het gewenst zijn dat de gebruikers zich in verschillende rijen kunnen opstellen bij de in- of uitgang. Het ontwerp van de toegang dient dan ook in samenhang met het afhandelingssysteem van de gestalde fietsen te worden uitgewerkt.
Het is aan te raden om direct achter de toegangsdeur een ruimte van minimaal 3.00 bij 4.00 meter vrij te houden. Daarmee wordt niet alleen voorkomen dat een inkomende klant een uitgaande klant niet hindert, maar men beschikt dan tevens over een ruimte waar men stallingsgasten kan ontvangen, en eventueel een band kan oppompen.
Naarmate de stalling groter is wordt een ruimere entree aanbevolen.
Voorkom ruimteverspilling:
Enkele tientallen centimeters kunnen grote gevolgen hebben voor het aantal fietsen dat in een ruimte kan worden geplaatst. Zo kunnen in een stalling van 5,50 meter breed aan twee kanten fietsen worden geplaatst, waarbij het gangpad voor beide rijen fietsen te gebruiken is. Is de ruimte echter 5.00 meter breed dan kan er slechts een rij fietsen worden geplaatst en mindert het effectieve ruimtegebruik met ca 50%. Om fietsenrekken in twee etages te kunnen plaatsen is afhankelijk van het toe te passen rek een minimale hoogte nodig. Is deze ruimte net te laag dan scheelt dat dus ook hier direct weer 50%.Fragmenten uit de brochure:
Beveiligde stallingen:- De stallingvoorzieningen zijn overdekt. De overkapping bevindt zich boven stahoogte (2.10 m).
- Fietsen worden op één niveau gestald, tenzij dit als gevolg van beperkingen van de beschikbare ruimte
niet mogelijk is.
In zo'n afwijkende situatie kunnen fietsen ook in een zogenaamd hoog-laag-systeem worden gestald of in
een etagerek.
De afstand tussen de fietsen (hart-ophart afstand) bedraagt 37,5 cm en het hoogteverschil 25 - 30 cm.
Etagerekken zijn voorzien van een zogenaamde uitschuifgoot of een andere constructie die het fietsers
makkelijk maakt hun fiets op het bovenrek te plaatsen.
- Het fietsparkeersysteem in collectieve stallingen die elektronisch beveiligd zijn, heeft een universele
aanbindmogelijkheid voor het fietsframe.
- De breedte van de looppaden tussen de fietsparkeersystemen bedraagt minimaal 2,10 meter. In stallingen met etagerekken voorzien van
uitschuifgoot bedraagt de breedte 3.00 meter. (Zie verder uitleg bij gangpaden)
- Wanneer stallers gebruik moeten maken van een trap, dan dient deze voorzien te zijn van een fietsgoot op minimaal 15 cm van de leuning.
(Zie verder uitleg bij toegang via trappen, hellingbanen, etc.)
Onbeveiligde stallingen:
- De stallingvoorzieningen zijn overdekt. De overkapping bevindt zich boven stahoogte (2.10 m).
- Fietsen worden op één niveau gestald, tenzij dit als gevolg van beperkingen van de beschikbare ruimte niet mogelijk is.
In zo'n afwijkende situatie kunnen fietsen ook in een zogenaamd hoog-laag-systeem worden gestald gangbare ketting- en beugelsloten
De afstand tussen de fietsen (hart-ophart afstand) bedraagt 37,5 cm en het hoogteverschil 25 - 30 cm.
- Het fietsparkeersysteem heeft een universele aanbindmogelijkheid voor het fietsframe.
(Hieronder wordt verstaan: de mogelijkheid om het frame van alle gangbare fietstypes met alle te bevestigen aan de stallingsvoorziening.)
Fietsparkeersystemen:
Maten fiets.
De maten van fietsen voor volwassenen verschillen niet zo veel, die van kinderfietsen kunnen wel sterk uiteenlopen. Ook kleine verschillen kunnen echter van belang zijn.Veel fietsenrekken waarbij het wiel moet worden ingeklemd zijn ontworpen op banden van 38 mm.
Racefietsen met banden van 28 mm kunnen in zo'n fietsenrek soms gemakkelijk beschadigingen oplopen, terwijl mountainbikes met banden van 48 mm er niet inpassen.
Fietsparkeersystemen zonder anti-diefstalvoorziening:
Fietsparkeersystemen met anti-diefstalvoorziening:
Gangpaden:
Voor het plaatsen van een fiets in een fietsparkeersysteem is voldoende (manoeuvreer)ruimte nodig.Voor een gangpad wordt een minimale breedte van 2.00 meter aanbevolen. Als minimum geldt een breedte van 1.70 meter. Voor grote stallingen, bijvoorbeeld bij scholen, wordt aanbevolen de hoofdpaden breder te maken: 3.00 tot 4.00 meter.
Bij hoog-laagsystemen onder een hoek van 30° of 45° is een ruimere hart-op-hart-afstand vereist om te voorkomen dat de sturen van naast elkaar geplaatste fietsen elkaar in de weg zitten.
Bij gebruik van de traditionele etagerekken wordt aanbevolen het gangpad verhoogd aan te leggen. De maatvoering luistert daarbij vrij nauw.
De schuine kant van het middenpad moet dicht aansluiten op de achterwielen van de geplaatste fietsen om struikelgevaar te voorkomen.
Voor de systemen waarbij de fiets wordt opgehangen op door middel van uittrekgoten op etagerekken wordt geplaatst wordt verwezen naar de desbtreffende leveranciers.
Hierbij dient de minimale benodigde verdiepingshoogte welke per systeem kan verschillen nauwlettend in de gaten worden gehouden.
Toegang via trappen, hellingbanen, etc.
Wanneer een hoogteverschil moet worden overwonnen om de stalling te bereiken, of wanneer de stalling meerdere verdiepingen bezit, zullen er hellingbanen of trappen met goten moeten worden toegepast.Hellingbanen verdienen de voorkeur.
Voor zowel een trap als een hellingbaan geldt dat de breedte minimaal 1.20 m. moet bedragen. Deze minimum-breedte mag alleen worden toegepast als er geen grote aantallen mensen gelijktijdig de stalling in- en uitgaan of als de (meeste) klanten zich in een richting begeven. In het algemeen is het wenselijk een breedte van 2.00 meter aan te houden. Boven- en onderaan de trap of hellingbaan dient een vlak plateau aanwezig te zijn van minimaal 1.80 m.
Naast de trap dienen goten te worden aangelegd.
Goten aan beide zijden van de trap, die in het beton zijn aangebracht hebben de voorkeur.
Culemborg (st-Nicolasplantsoen 2012)(2016 thans helaas gesloopt)
Trap van de eerste na-oorlogse galerijflats (2 hoog)
met in het midden een fietsgoot.
Duidelijk is dat voldoende bergruimte ontbrak en dat het het aantal fietsen per gezin nog minimaal was.