Bouwkundig detailleren voor tekenaar en ontwerper:

Stijgpunten - trapafmetingen.

Voor de volgende onderwerpen ga naar:

trapbreedte en -hoogte;
op- en aantreden;
tabel 2.28a en b (Bouwbesluit 2002);


 
molentrap molentrap

Trapbreedte en -hoogte:


Voor o.a. dergelijke naaststaande molentrappen gaat onderstaande niet op.
(aanzicht trap van stellingmolen De Hoop te Culemborg)

Trapbreedte:

De minimale trapbreedte wordt bepaald door het Bouwbesluit.

Als twee personen elkaar moeten kunnen passeren moeten we minimaal rekenen op een vrije breedte van 1100 mm. Bij iedere persoon meer 550 mm extra nemen.
De maximale trapbreedte is mede afhankelijk van wensen opdrachtgever en het aantal personen dat gelijktijdig van de trap gebruik moeten maken in geval van calamiteiten.

(NEN norm 6089)   voor vluchtroutes, etc. het onderdeel "Bepaling opvangcapaciteit en doorstroomcapaciteit verkeersruimten:".

Trapgatbreedte:

Voor de trapgatbreedte moeten we rekening houden met het doorvoeren van een trapleuning en indien aanwezig de trapspil.
Tevens moeten we rekening houden met de bouwkundige toleranties, daar vooral houten trappen normaliter pas in de afbouwfase worden geplaatst.

Trapgatlengte:

Mede door de Bouwbesluitwijzigingen in de afgelopen jaren waaronder:
     de verplichting om "luiere" trappen, met grotere aantrede en lagere optrede, te bouwen,
     de toename van de minimale plafondhoogte van 2.40 m naar 2.60 m,
     en de toename van de minimale doorloophoogte op de trap van 2.10 m naar 2.30 m,
is de trapgatlengte in woningen ten opzichte van vroeger fors toegenomen.

Loop(klim)lijn:

De loop- of klimlijn van de trap ligt minimaal op 300 mm van de zijkant, dit is 1/3 van een standaard woonhuis trapbreedte.
Bij hele brede trappen zullen meerdere looplijnen moeten worden toegepast. Bij deze extra looplijnen behoren extra leuningen.

Vrije hoogteboven loop(klim)lijn:

De vrije hoogte moet volgens het Bouwbesluit bij een woonfunctie 2300 mm bedragen en bij een niet woonfunctie 2100.

Bij boven elkaar geplaatste trappen kan zich een probleem voordoen met betrekking tot genoemde vrije hoogte.

Fragment artikel    Zie hiervoor fragment uit artikel "De luie trap en de minimale ruimte." van het maandblad Timmerfabrikant (maart 2002)

Traphoogte:

Volgens het bouwbesluit is de maximale traphoogte 4 meter. Vanaf die hoogte is een tussenbordes verplicht. Dit laat onverlet dat een lagere stijghoogte inzake toegankelijkheid voor eenieder gewenst is.
De lengte van een bordes wordt geadviseerd op minimaal 1 aantrede + paslengte = ongeveer 650 mm. Probeer in ieder geval altijd een natuurlijke loop doorgang te laten vinden.
klik hier om naar boven te gaan


 
handboek voor toegankelijkheid

Op- en aantreden:

De beloopbaarheid van een trap is afhankelijk van de totale traphoogte en de traphelling.
Een trap lijkt zo simpel: gewoon elke keer een stapje omhoog. Toch gelden er voor trappen regels.

zie   ook de criteria genoemd in het handboek voor toegankelijkheid.

De combinatie van de optrede, of de stijging per trede, en de aantrede, of de diepte van de trede, is bepalend voor het gemak van betreden en afdalen.
Als een trap te stijl is, is de inspanning om hem te betreden erg groot en moet je erg opletten bij het afdalen. Als een trap te 'lui' is, kunnen de treden net zo'n afstand hebben dat je moeilijk kunt kiezen tussen een of meer treden per stap. Je kunt dan beter rennend de trap opgaan, en hopen dat je niet struikelt.
Wat de optimale verhouding van optrede en aantrede is, hangt sterkt af van de gebruiker en zijn gedrag. Denk bijvoorbeeld aan ouderen op een bejaardenhuistrap, aan kinderen die een schooltrap moeten nemen of aan de tred van een koningin richting bordes.

Voor het beklimmen van trappen moet arbeid worden verricht.
Volgens een onderzoek uit 1951, onder leiding van prof. Lehman van het Max Planck instituut voor arbeidsfysiologie, blijkt dat de benodigde energie gebruik per minuut die nodig is voor het traplopen op een trap, met een optrede van 175 mm en een aantrede van 290 mm, 13,7 kcal/min bedraagt. Dit in tegenstelling tot een situatie van rust, waarvoor een energie gebruik van 1,2 kcal/min nodig is.
Hieruit is te concluderen dat het al of niet makkelijk belopen van een trap niet alleen afhankelijk is van de traphelling, doch ook van de toegepaste optrede en de daarbij behorende aantrede.

De Hollandse trapformule:

Mede hierom wordt, in ons land, al eeuwenlang de Hollandse trapformule toegepast. Deze formule (1 x de aantrede en 2x de optrede = 570 tot 700 (630 in 1968)) is gebaseerd op de paslengte van een normaal persoon.
In onderstaande tabellen van het Bouwbesluit 2002 waaraan toen moest worden voldaan is deze verhoudingsformule verwerkt.

aantekeningen HTS 1977 betreffende de fuikmethode

Verdrijfmethoden:

De van oudsher meest gebruikte verdrijfmethode is de fuikmethode.

   hiervoor bij steektrappen (onderdeel verdreven trap met kwartslag onder).

De minimale maat waaraan moet worden voldaan is afhankelijk van de trapbreedte en bedraagt een halve aantrede bij trappen van 900 en kleiner en 40 mm of meer bij trappen welke breder zijn dan 900.

zie extra   zie hiervoor fragment uit artikel - De luie trap en de minimale ruimte. - in maandblad Timmerfabrikant (maart 2002)

Om serie productie mogelijk te maken zijn in de woningbouw de meest gangbare trappen genormaliseerd in NEN 3266.
klik hier om naar boven te gaan



 

Tabel 2.28a en b (Bouwbesluit 2002):

Tabel 2.28a    
Afmetingen van een trap van een woonfunctie A B
     
Minimum breedte van de trap 0,8 m 1,2 m
Minimum vrije hoogte boven de trap 2,3 m 2,3 m
Maximum hoogte van de trap 4 m 4 m
Minimum aantrede ter plaatse van de klimlijn, gemeten loodrecht op de voorkant van de trede 0,22 m 0,24 m
Maximum hoogte van een optrede 0,185 m 0,185 m
Minimum breedte van het tredevlak, gemeten loodrecht op de voorkant van dat vlak 0,05 m 0,17 m
Minimum breedte van het tredevlak ter plaatse van de klimlijn, gemeten loodrecht op de voorkant van dat vlak 0,23 m 0,23 m
Minimum afstand van de klimlijn tot de zijkanten van de trap 0,3 m 0,3 m
     
Tabel 2.28b    
afmetingen van een trap van een niet tot bewoning bestemde gebruiksfunctie A B
     
minimum breedte van de trap 0,8 m 1,1 m
minimum vrije hoogte boven de trap 2,1 m 2,1 m
maximum hoogte van de trap 4 m 4 m
minimum aantrede ter plaatse van de klimlijn, gemeten loodrecht op de voorkant van de trede 0,185 m 0,21 m
maximum hoogte van een optrede 0,21 m 0,21 m
minimum breedte van het tredevlak, gemeten loodrecht op de voorkant van dat vlak 0,05 m 0,17 m
minimum breedte van het tredevlak ter plaatse van de klimlijn, gemeten loodrecht op de voorkant van dat vlak 0,23 m 0,23 m
minimum afstand van de klimlijn tot de zijkanten van de trap 0,3 m 0,3 m

 

Bouwkundig detailleren voor tekenaar en ontwerper:
dd: 06-01-2017

 

 
klik hier om naar boven te gaan


 

 

 extra informatie behorende bij:
Trapbreedte en -hoogte:
klik hier om naar boven te gaan

Fragment uit artikel "De luie trap en de minimale ruimte." in maandblad Timmerfabrikant (maart 2002)


De vrije hoogte:
Een hoogteaspect waar de trappenfabrikant wel mee te maken heeft maar zelden kan beïnvloeden is dat van de ‘vrije hoogte’.
Die vrije hoogte (2,1m in het oude BB en 2,3m in het nieuwe BB) wordt met verwijzing naar NEN 2580 gedefinieerd als de verticale afstand tussen de bovenkant van een afgewerkte vloer en de onderkant van het laagste, daarboven gelegen constructiedeel.
In trappentaal: de vrije hoogte moet volgens het Bouwbesluit aanwezig zijn vanaf de bovenkant van het tredevlak van elke trede tot de onderkant van het plafond of de onderkant van de trede van de eventueel daarboven gesitueerde tweede (zolder) trap.
Als die twee boven elkaar geplaatste trappen gelijkvormig zijn ontstaan er geen bijzondere problemen met de vrije hoogte. Soms is de ruimte voor de zoldertrap echter wat krapper bemeten. In dat geval doet zich het probleem voor dat in een gebied nabij de spil al snel niet meer aan de vereiste vrije hoogte wordt voldaan. (de zoldertrap zit de verdiepingstrap in de weg).

Niet over volle breedte:
Uitsluitend uit de toelichting op het Bouwbesluit, zulks ook in vergelijking met de toelichting bij brede trappen (Kolom B van Tabel 2.28 a) kan worden afgeleid dat de vrije hoogte boven trappen in normale ééngezinswoningen, in tegenstelling tot grote woningen en meergezinswoningen, niet over de volle breedte van de trap aanwezig hoeft te zijn.
Die interpretatie is gebaseerd op de in de toelichting vermelde aanname dat trappen in normale ééngezinswoningen niet tegelijkertijd door twéé personen in tegengestelde richting zullen worden gebruikt en in het feit dat daarin een directe relatie wordt gelegd met de (toenemende) lengte van gebruikers die ‘met name bij het afdalen van de trap de neiging hebben iets voorovergebogen te lopen.’
Wij komen hiermee aan de belangrijkste onduidelijkheid van het oude Bouwbesluit waarover in de praktijk verschillende interpretaties worden gehuldigd; en wel die met betrekking tot ‘plaats en breedte van de vrije hoogte’

Looplijn cruciaal:
In verband met veiligheid, bruikbaarheid en de goede beloopbaarheid speelt de zogenoemde looplijn bij het construeren van een verdreven trap een cruciale rol. Het Bouwbesluit kent het begrip looplijn echter niet.
Het Bouwbesluit definieert wel een klimlijn, te weten: ‘een denkbeeldige, vloeiend verlopende lijn die de voorkanten van de treden met elkaar verbindt’ en bepaalt voorts dat deze lijn moet worden geprojecteerd op een minimumafstand van 0,3 m tot de zijkanten van de trap.
NEN 3509 definieert de looplijn als ‘de horizontale projectie van één bepaalde klimlijn ter plaatse waar alle aantreden eenzelfde afmeting hebben’. Aangenomen wordt dat deze looplijn het traject weergeeft die de meeste gebruikers van die trap volgen.

Loopgebied of fictieve breedte:
Voor het afbakenen van de breedte waarover de vrije hoogte aanwezig moet zijn bedient NEN 3509 zich in aansluiting op de definities van klimlijn en looplijn van het begrip ‘loopgebied’ te weten: ‘het gebied bestaande uit opeenvolgende tredevlakken, waarbinnen een looplijn moet zijn geprojecteerd en waarboven de minimale vrije hoogte moet zijn gerealiseerd’.
NEN 3509 gaat er derhalve van uit dat de vrije hoogte tenminste aanwezig moet zijn over de volle breedte die door de twee uiterste klimlijnen (0,3 m vanaf de zijkant van de trap) wordt begrensd.
 

 

 extra informatie behorende bij:
Op- en aantreden:
klik hier om naar boven te gaan

Fragment uit artikel "De luie trap en de minimale ruimte." in maandblad Timmerfabrikant (maart 2002)


Minimum aantrede.
De discrepantie tussen de ‘klimlijn-theorie’ van de regelgever en de ‘looplijn-praktijk’ van de trappenmaker manifesteert zich ook in de wijze van meten van de aantrede.
De aantrede wordt door de trappenfabrikant conform NEN 3509 gemeten als de kortste, horizontale afstand tussen de voorkanten van twee opeenvolgende treden, gemeten op het tredevlak ter plaatse van de door hem gekozen klimlijn . Dit is in feite de looplijn.
Volgens het Bouwbesluit moet de aantrede ter plaatse van de *) klimlijn echter loodrecht op de voorkant van de trede gemeten worden.

*) Wij signaleren hier dat het Bouwbesluit in zijn definitie weliswaar meerdere klimlijnen toelaat (als ze maar 0,3m uit de zijkant van de trap worden geprojecteerd) doch dat voor de minimum maat van de aantrede kennelijk wordt uitgegaan van één bepaalde ‘ de ‘ klimlijn.
Deze constatering geeft o.i. grond aan het vermoeden dat de regelgever wel degelijk één bepaalde klimlijn op het oog heeft gehad doch aanvullend heeft willen bepalen dat deze op tenminste 0,3 m uit de zijkanten van de trap moet zijn geprojecteerd.

Als de (door de trappenfabrikant) gekozen klimlijn samenvalt met de looplijn levert de meetwijze van het Bouwbesluit bij de verdreven schuine treden (loodrecht op de voorkant) een hogere waarde dan de meetwijze van de trappenfabrikant. (kortste afstand) .
Op zich zelf is dat geen probleem; het Bouwbesluit eist immers een minimum aantrede.
Dat wordt echter anders indien de trappenfabrikant gedwongen door ruimtegebrek die ‘extra meetruimte’ in mindering moet brengen op ‘zijn’ aantrede ter plaatse van de looplijn en vervolgens ter compensatie kiest voor een andere klimlijn om aan te tonen dat de minimum aantrede toch is gerealiseerd. (Zie hierna onder aanbevelingen)

Vloeiend verloop klimlijn / looplijn.
Voor een goede c.q. veilige beloopbaarheid van een verdreven trap dient voor het vloeiend verloop van de looplijn c.q. klimlijn ter plaatse van het kwart een minimum waarde aangehouden te worden. Deze waarde wordt volgens NEN 3509 benoemd als de straal van de looplijn. De minimum afmeting van deze straal dient volgens NEN 3509 bij een aantrede van 0,215 m of meer tenminste 0,625 te bedragen.

klik hier om naar boven te gaan