Bouwkundig detailleren voor tekenaar en ontwerper:

Maattolerantie.

Voor de volgende onderwerpen ga naar:

maattolerantie algemeen;
plaats tolerantie;

divers;



 

maattoleranties voor de bouw:

Volgens de NEN2881 maattoleranties voor de bouw gelden de onderstaande begripsomschrijvingen.
  • Nominale maat:
    maat waarmee een bouwdeel of bouwproduct wordt benoemd.
  • Streefmaat:
    maat die men bij het produceren of uitvoeren tracht te bereiken.
  • Gemeten maat:
    door meting waargenomen maat.
  • Bovenste grensmaat:
    grootste toelaatbare maat.

  • Onderste grensmaat:
    kleinste toelaatbare maat.
  • Tolerantie:
    zone begrenst door kleinste en grootste grensmaten.
NEN2881 maattoleranties voor de bouw border=

drie disciplines:

Daarnaast kent ieder materiaal en iedere fase zijn eigen toleranties die kunnen ontstaan bij het uitzetten, het fabriceren en het monteren van producten.

Deze toleranties zijn in diverse normen en productbladen vastgelegd en worden normaliter via het bestek, direct of indirect van toepassing worden verklaard.
Zie naaststaand schema voorbeeld voor het uitzetten en stellen van prefab betonelementen.

De afwijking in de maatvoering is derhalve de resultante van de drie hierboven genoemde criteria.


klik hier om naar boven te gaan


 

Plaats tolerantie:

bron afbeeldingen en bijbehorende tekstfragmenten:   Betoniek 3/17 juli/augustus 1975 (uitgave Nederlandse Cementindustrie)

De plaats tolerantie is een samenstelling van de hierboven bij de 3 disciplines genoemde toleranties.

Uitzet tolerantie:

Op de tekening klopt alles nog precies. Daar heeft men geen problemen met te grote of te kleine voegen. Voor elk kolom of wand en voor elk element is de plaats exact bepaald door een lijn die het hart van het onderdeel aangeeft:   de stramienlijn.
Op het werk moeten deze lijnen worden overgenomen en daarvoor zijn allerlei precisie-instrumenten ontworpen. Maar hoe precies ook, kleine afwijkingen zijn onvermijdelijk. Al was het alleen maar door de onvolkomenheden van het meetgerei. Nu is hier wel paal en perk aan gesteld:    het meetgerei moet voldoen aan de nauwkeurigheidsklasse I bij herkeuring, als vermeld in de Ijkwet.
Dat houdt in, dat afwijkingen moeten liggen binnen het gebied ±(0,2 + 0,2 L) mm, waarbij L de meetlengte in m is.

uitzet tolerantie

Maar daarmee is men er nog niet. Ook met goed meetgerei kunnen grove fouten worden gemaakt. En als de stramienlijnen niet met voldoende zorg worden overgenomen, dan is het niet verwonderlijk dat achteraf blijkt dat de zaak niet past.
Het is daarom sterk aan te bevelen het uitzetten van de stramien- en hulplijnen te laten uitvoeren door een specialist.
 

fabricage tolerantie

Fabricage tolerantie:

Op de ontwerptekening wordt een bepaalde afmeting van een element aangegeven, ook wel de normale maat Ln genoemd. Maar dit wil niet zeggen dat de werkelijke lengte, L, van het element ook hieraan gelijk is. In de praktijk treden onvermijdelijk weer afwijkingen op, zodat de lengte L de ene keer iets groter en de andere keer wat kleiner dan de theoretische maat Ln is.

Het verschil tussen de werkelijke lengte L en theoretische lengte Ln noemt men de fabricage afwijking.
Twee maal de maximaal toegestane fabrikage afwijking (1 x langer + 1 x korter) wordt de fabricage tolerantie genoemd.
 

Stel tolerantie:

Wanneer de stramienlijnen (al of niet juist) zijn uitgezet, kunnen de prefab onderdelen worden geplaatst. De stramienlijnen geven, afgezien van maatafwijkingen, exact de plaats aan van het te plaatsen onderdeel. Ook bij het plaatsen worden echter onvermijdelijk fouten gemaakt. In de, in 1981 ingetrokken, norm NEN 5702 werd deze fout de plaatsingsafwijking p genoemd.
De fout kan ook hier weer naar links of naar rechts optreden en de bijbehorende plaatsings(stel)tolerantie is dus weer twee maal de maximaal toegestane plaatsafwijking in een bepaalde richting.

In de praktijk is het lastig om de juiste plaatsingsafwijking vast te stellen omdat de hartlijn van het element dan eerst moet worden bepaald. Daarom wordt voor de controle de maat naar de naastliggende stramienlijnen opgemeten en zo de afwijking bepaald.
 

Plaatsafwijking:

De plaatsafwijking (plaatstolerantie) bekijkt de ligging van het elementoppervlak (en dus de plaats van de voeg) ten opzichte van een uitgezette stramienlijn, terwijl de meetafwijking aangeeft in hoeverre deze uitgezette stramienlijn juist is geplaatst.
Wat we echter willen weten, is de ligging van het werkelijke elementoppervlak ten opzichte van de gewenste ligging. Het verschil tussen beide liggingen wordt in de Richtlijnen (VB 1974) plaatsafwijking genoemd.
Nu zou men kunnen zeggen dat de plaatsafwijking gelijk is aan de som van de meetafwijking en de plaatsingsafwijking. Zo simpel simpel blijkt de zaak echter niet te zijn, want in de Richtlijnen staat dat het lineair samenstellen van toleranties niet is toegestaan. En omdat een tolerantie niets anders is dan een maximaal toegelaten (fout)afwijking is het onjuist om afwijkingen lineair samen te stellen.
In gewone woorden:   (fout)afwijkingen moeten niet zo maar worden opgeteld.

Voorbeeld:
Systematische fouten, zoals b.v. een te smalle vloerelement door een wat te krap bemeten bekisting, mogen gewoon worden opgeteld. Dit levert geen problemen op. Maar met toevallige fouten (de oplegging staat net op juiste plaats) ligt het wat anders. Deze zijn niet te meten, maar je moet er wel rekening mee houden.
klik hier om naar boven te gaan



 

Divers:

Ruimtematen en voegen:

Het soort prefab element, zijn plaats in het bouwwerk, zijn vorm, het materiaal waaruit het is opgebouwd, etc. zijn mede bepalend.

voorbeeld: zo moet het dus niet   Ook al kloppen de toleranties:    zo moet het dus niet.
 

lineaire uitzettingscoefficientie:

Naast de hier genoemde plaatsafwijking moet je in bepaalde gevallen ook rekening houden met uitzetting en krimp welke kunnen ontstaan door temperatuur vershillen.
lineaire uitzettingscoefficientie  lineaire uitzettingscoefficientie
 

Bouwkundig detailleren voor tekenaar en ontwerper:
dd: 10-02-2017

 

 
klik hier om naar boven te gaan