Bouwkundig detailleren voor tekenaar en ontwerper:Vakwerkbouw.Voor de volgende onderwerpen ga naar:algemeen; de vakwerkwand constructie;
|
Algemeen:
Vakwerkbouw is een vorm van houtskeletbouw, maar bij vakwerk blijft het skelet aan de buitenzijde zichtbaar.het subonderwerp "De oorspronkelijke houtbouw" van het onderwerp "Houtbouw algemeen" behorende bij dit onderdeel.
De hier onder beschreven techniek van vakwerkbouw wordt sinds ongeveer honderd jaar niet meer als nieuwbouw toegepast.
Het zijn daarom voornamelijk historische gebouwen van één tot enkele eeuwen oud waarbij nog vakwerkgevels te vinden zijn.
Dergelijke gebouwen vallen vaak onder de bescherming van de monumentenwet.
Daar waar hout, wilgentenen en leem in overvloed aanwezig waren is vakwerkbouw eeuwenlang een belangrijke vorm van huizenbouw geweest. Het was in gebieden zonder een directe en betaalbare toegang tot natuursteen een goedkope manier om een redelijk stabiele hut, schuur of huis te bouwen.
Vanwege de vele klei-aandragende rivieren in onze streken begon,
vanaf de 14e eeuw, de baksteenproductie langzamerhand de boventoon te voeren in het toenmalige bouwproces.
Vakwerkbouw; hoewel een goedkopere bouwwijze
werd dan ook steeds meer verdrongen door bouwen met bakstenen die echter zeer duur waren,
maar wel minder brandgevaarlijk dan hout en leem.
Thans komt de vakwerktechniek weer in de belangstelling omdat hij past in de trend naar een meer ecologische bouwwijze met hernieuwbare materialen.
het onderwerp "Stro-leembouw"
behorende bij dit onderdeel.
De vakwerkwand constructie:
Een vakwerk (wandconstructie) is een bouwwijze om muren te maken, waarbij de dragende structuur uit houten balken bestaat.
De vakwerkconstructie bestond normaliter uit een op een stenen fundament geplaatst houten skelet bestaande uit een rechthoekige huisstoel en een daarop geplaatste dakstoel.
De schuin geplaatste schoren van de wandvlakken op de hoeken zorgden tevens voor de benodigde stabiliteit. Variaties op naaststaand figuur kwamen natuurlijk ook voor.
|
De balken en regels werden onderling aan elkaar verbonden door middel van een reeks verschillende pen- en gat verbindingen.
hiervoor het onderwerp "Houtverbindingen" incl. de daarbij behorende extra van het onderdeel "constructietechniek - houtbouw".
Voorbeeld:
Het fundament:
Bij een vaste ondergrond, zoals b.v. in Limburg, was constructief gezien een fundering niet noodzakelijk, maar om het hout te beschermen tegen opstijgend vocht werd het op een gefundeerde gemetselde plint gezet.Omdat de bodem in de gebieden waar de vakwerkbouw voorkwam vrij vast was hoefde deze fundering niet al te zwaar te zijn.
Op het fundament (de plint) werden gebintstijlvoetplaten gelegd (conform de muurplaattechnieken van andere bouwmethoden), waarop de
benodigde gebintstijlen en de wandregels werden geplaatst.
Het fundament en de plint waren, afhankelijk van de bouwplaats, vaak gemaakt uit breuksteen of kolenzandsteen, maar ook hardere mergelsoorten en
vuursteen werden gebruikt; evenzo
kiezels die uit nabijgelegen rivierbeddingen kwamen.
Later zo rond de 18e eeuw werden ook de bakstenen funderingen voor de vakwerkbouw prijstechnisch gangbaar.
Vitswerk:
De vakwerkpanelen werden gevuld met een systeem van tenen vlechtwerk (vitswerk) dat dienst doet als drager en wapening van de leemspecie.
Er zijn twee systemen van vitswerk:
Bij het eerste systeem blijven de horizontale regels, samen met de vertikale stijlen in het zicht en bij het tweede systeem blijven alleen de vertikale stijlen in het zicht. Tussen de vertikale vitsstokken, welke van eik, olm, es of populier waren werd een vlechtwerk aangebracht van soepele houtsoorten die makkelijk plooibaar waren zoals wilg, hazelaar, lijsterbes, etc. |
Later werd als invulling ook baksteen gebruikt, maar dit is niet orgineel.
De leemvulling:
Het leempakket werd aan de binnen- en buitenzijde van het vlechtwerk aangebracht.De tweede, veel dunnere afstrijklaag van fijn gezeefde leem vermengd met fijn gehakt stro, hooi, vlas of gehakt koehaar werd kort daarop hierop aangebracht.
Een dag later werd dit proces herhaald langs de buitenzijde waarbij tevens luchtkalk werd bijgevoegd, omdat die door contact met de lucht carboniseert en waterafstotend werkt.
Er bestaan onduidelijkheden over de juiste samenstelling van de leemmortel. Allerlei ingrediënten werden toegevoegd om deze te optimaliseren.
noot!
De samenstelling werd vaak proefondervinderlijk bepaald op de locatie.
Hierbij ging het om de verdichting, wapening met vezels, toevoeging van kalk of andere producten.
De verdichting werd verkregen door het goed kneden van de leem.
De toevoeging van vezels als stro of haar zorgde voor grotere sterkte en voor een kortere droogtijd.
Het leem bestond voor tachtig procent uit stro en voor twintig procent uit leem.
Dit werd aangemaakt met kalk.
Het stro diende als wapeningsnet. Het verhinderde barstvorming bij het drogen doordat er luchtkamertjes ontstonden en verbeterde de isolatie.
Opmerkelijk is dat aan de specie vaak kalk of urine werd toegevoegd.
Kalk zorgde voor verschillende effecten zoals de vermindering van krimp en zwelling maar ook een grotere sterkte.
Urine en uitwerpselen gaven een positief effect aan het waterafstotende karakter van het leem.
De uiteindelijke compositie die meestal gebruikt werd was als volgt: tien delen leemzand, of vier delen leem en zes delen leemzand, drie delen luchtkalk, een deel schelpkalk, een deel vlasvezels of stro en een deel koehaar en een toevoeging van kalk en/of urine.