Bouwkundig detailleren voor tekenaar en ontwerper:

Bouwbesluit algemeen.

Voor de volgende onderwerpen ga naar:

de historie van het Bouwbesluit;
uitgangspunten van het Bouwbesluit;
Woningwet wijziging 2003;


 

De historie van het Bouwbesluit:

zie extra  zie historische bouwkroniek (Bouwverordeningen 1974))
Korte geschiedenis Nederlandse bouwvoorschriften en regelgeving   Korte geschiedenis van de Nederlandse bouwvoorschriften en regelgeving:

  • Het Bouwbesluit is op 1 oktober 1992, gelijktijdig met de herziening van de woningwet, inwerking getreden.
    Het belangrijkste doel van deze herziening was om te komen tot een vereenvoudiging en een vermindering van bouwregelgeving

  • Tot 1992 was het geven van de technische bouwvoorschriften een Gemeentelijke taak

  • In 1992 werden de technische bouwvoorschriften landelijk geüniformeerd in het Bouwbesluit

Vanaf dat moment mochten gemeenten geen technische bouwvoorschriften meer in hun bouwverordening opnemen.
Hiermee werd een belangrijk bezwaar van de bouwpraktijk, de ongelijkheid in (gemeentelijke) bouwvoorschriften, weggenomen.
klik hier om naar boven te gaan



 

Uitgangspunten van het Bouwbesluit:

Het bouwbesluit vormt de basis uitgangspunt voor de Nederlandse Bouwregelgeving

Het bouwbesluit kent de volgende uitgangspunten:

  • Vorm van de voorschriften, de bouwtechnische voorschriften worden in de vorm van functionele eisen gesteld. Waar mogelijk zijn deze eisen uitgewerkt in concrete prestatievoorschriften.
  • Vrije indeelbaarheid, het Bouwbesluit gaat uit van vrije indeelbaarheid. De voorschriften worden steeds aan een zo groot mogelijke eenheid gesteld, dit om de ontwerper de meeste vrijheid om oplossingen te bedenken die aansluiten bij de wensen van de opdrachtgever en de marktsituatie.
  • Gelijkbaarheid, hierbij voorziet het bouwbesluit in de mogelijkheid om, mits men binnen het kader van de functionele eis te blijft, af te wijken van de in het besluit gegeven prestatie eis. Bijvoorbeeld bij toepassing van innovatie materialen of constructies

In het Bouwbesluit zijn alle voorschriften per beoordelingsaspect gerangschikt en gegroepeerd in vijf hoofdstukken

  • Uit het oogpunt van veiligheid, sterkte bij brand, overbrugging van hoogteverschillen, beperking van uitbreiding van brand, brandcompartimenten etc.
  • Uit het oogpunt van gezondheid, wering van vocht van buiten en binnen, afvoer van hemelwater, bescherming tegen ratten en muizen bescherming tegen geluid van buiten, schadelijke of hinderlijke stoffen, watervoorziening, daglichttoetreding, etc.
  • Uit het oogpunt van bruikbaarheid, vrij doorgang, bereikbaarheid en voorschriften t.a.v. badruimten, kleedruimte, meterkasten, liftschachten, etc.
  • Uit het oogpunt van energiezuinigheid, beperking van het warmteverlies - thermische isolatie, luchtdoorlatendheid en Energie Prestatie met de energie prestatie coëfficiënt ( EPC )
  • Uit het oogpunt van milieu, , met o.a milieu belasting en milieu prestatie van gebouw en / of bouwwerk

Deze voorschriften en de veiligheidsniveaus zijn nationaal bepaald. Zo kunnen in andere landen bijvoorbeeld strengere eisen gesteld worden aan het niveau van constructieve veiligheid bij aardbevingen, of minder strenge ten aanzien van de energiezuinigheid. Dit omdat de lokale omstandigheden dit enerzijds noodzakelijk maakt of anderzijds nauwelijks aan de orde is

Per paragraaf is een aansturingtabel opgenomen, waarin wordt verwezen naar welke voorschriften van het beoordelingsaspect voor de verschillende soorten bouwwerken van toepassing zijn

Deze typen bouwwerken worden aangeduid als gebruikfuncties.
Er worden 12 hoofd gebruiksfuncties onderscheiden:

  • Woningfunctie
  • Bijeenkomstfunctie
  • Celfunctie
  • Gezondheidszorgfunctie
  • Industriefunctie
  • Kantoorfunctie
  • Logiefunctie
  • Onderwijsfunctie
  • Sportfunctie
  • Winkelfunctie
  • Overige gebruiksfunctie
  • Bouwwerk, geen gebouwzijnde

Het bouwbesluit stelt direct geen prestatie-eisen aan producten.
Deze producten moeten echter voldoen aan de essentiële eisen zoals die vastgelegd zijn in de Europese Richtlijn Bouwproducten.

'Nieuwe' normen constructieve veiligheid in Bouwbesluit 2012

Per 1 januari 2012 behoren nieuwe aanvragen van bouwvergunningen voor nieuwbouw te zijn gebaseerd op de Eurocodes.
Voor verbouw- en vernieuwprojecten behoort NEN 8700 'Beoordeling constructieve veiligheid van een bestaand bouwwerk bij verbouw en afkeuren – Grondslagen' te worden toegepast.
NEN 8700 sluit aan op de Eurocodes. In overleg met marktpartijen is besloten dat er geen overlappende periode (co-existentie) met de huidige normen voor constructieve veiligheid zal zijn.
Met het nieuwe Bouwbesluit wordt definitief afscheid genomen van het gebruik van de normen uit de TGB-serie.

De Eurocodes zijn opgesteld als gevolg van Europese afspraken voor een goed functionerende binnenmarkt van de Europese lidstaten.
Producten en diensten moeten zonder belemmeringen kunnen worden geleverd en verhandeld.
De Eurocodes zorgen voor:

  • uniforme berekeningsmethoden voor constructieve veiligheid;
  • harmonisatie van rekenmethoden voor constructieve bouwproducten;
  • de mogelijkheid van Europese aanbestedingen.

Vergunningsvrij bouwen.

zie extra  "Ontwerpproces bouwaanvraag (omgevingsvergunning)"
klik hier om naar boven te gaan


 

Woningwet wijziging 2003:

De wijzigingen van de Woningwet hebben betrekking op de bouwvergunningsprocedure en het welstandstoezicht.
Deze wet kent drie categorieën:
  1. bouwvergunningvrij
  2. lichtbouwvergunningplichtig
  3. regulier bouwvergunningspichtig

 

Bouwkundig detailleren voor tekenaar en ontwerper:
dd: 09-12-2015 (noot ! APV 30-08-2020) (woningwet 2015 02-05-2021)

 

 
klik hier om naar boven te gaan


 

 

 extra informatie behorende bij:
De historie van het bouwbesluit:
klik hier om naar boven te gaan

bouwkroniek
 

 

 extra informatie behorende bij:
Historie van het Bouwbesluit:
klik hier om naar boven te gaan

Korte geschiedenis van de Nederlandse bouwvoorschriften en regelgeving:

In de middeleeuwen bestonden in Nederland al bouwvoorschriften, deze overheidsvoorschriften hadden de vorm van het zgn. stedelijk keuren.
Ze waren meestal gericht op de onderwerpen:   stedebouwkundige ordening en brandveiligheid

Zo lagen in de 14e eeuw in veel steden reeds rooilijnen, met name die van de straat kant, vast en drongen de middeleeuwse voorschriften het gebruik van hout en riet als bouwmateriaal ten gunste van de ontbrandbare baksteen en dakpan terug.

Eeuwenlang veranderden de onderwerpen van de verordening nauwelijks, pas in de tweede helft van de 19e eeuw leidden de slechte woontoestanden van de arbeiders tijdens de industriële revolutie tot bepaalde toevoegingen van voorschriften voor de indeling van de woningen en de degelijkheid van bouwconstructies.
Deze toevoegingen, van gemeenteraden, hadden in het algemeen de vorm van een hoofdstuk over bouwen in de Algemene Politie Verordening.(APV)
     noot !
     De hier genoemde Algemene Politie Verordening heet thans de Algemene Plaatselijke Verordening. De afkorting APV is hetzelfde gebleven.

Woningwet 1901:

Daar deze slechte woontoestanden ook gevolgen hadden voor de algehele volksgezondheid resulteerde dit - na veel parlementaire discussie - tot uitvaardiging van de eerste Woningwet. Deze wet legde iedere gemeente de verplichting op om een bouwverordening vast te stellen en om ambtenaren voor het uitoefenen van het zgn. Bouw - en Woningtoezicht te hebben.
Voortaan was het de burger niet meer toegestaan om te bouwen of te verbouwen zonder bouwvergunning.

De gemeenteraad moest in die bouwverordening een reeks onderwerpen regelen die in de Woningwet was opgesomd. Zij moest dit grotendeels naar eigen inzicht doen en kon daarbij aansluiting zoeken bij de toenmalige plaatselijke bouwtradities.
Extra, niet in de Woningwet genoemde, voorschriften konder per gemeente konden worden toegevoegd.

Het Provinciaal Bestuur moest de bepalingen van elke bouwverordening goedkeuren, alvorens zij in werking konden treden.

De Wederopbouwwet:

Toen vanaf ca. 1930 het gebruik staal - en gewapend-betonconstructies op steeds ruimere schaal toenam bleken de onderlinge verschillen tussen de gemeentelijke bouwvoorschriften bezwaarlijk voor de bouwpraktijk.
De wetenschappelijke, steeds beter gefundeerde, uitgangspunten voor sterkteberekeningen kwamen steeds vaker in conflict met de bestaande voorschriften voor de deugdelijkheid van de, op traditionele bouwconstructies gestoelde, bouwverordeningen.

Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog vormden het grote woningtekort en de slechts beperkt aanwezige financiën tot opheffing daarvan een krachtige stimulans voor een grotere efficiëntie in zowel het ontwerpende als het uitvoerende bouwbedrijf.

Ook bleken de onderlinge verschillen tussen de gemeentelijke bouwverordeningen, op het gebied van de indelingsvoorschriften voor woningen, een grote belemmering te zijn voor het -over de gemeentegrenzen heen- seriematig ontwerpen en bouwen.
Een door de minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting aangestelde Studiecommissie voor Bouwvoorschriften kwam in 1952 met haar eindrapport waarbij toegevoegd een landelijk model voor een bouwverordening.

De Model-bouwverordening 1952:

Dit resulteerde in: De hierboven genoemde Model-bouwverordening kreeg in gemeentelijke kring geen gunstig onthaal.
Daarom werd in 1956 via de Wederopbouwwet door de minister het Besluit Uniforme Bouwschriften uitgevaardigd, waarin de gemeenten werden gedwongen om deze Model-bouwverordening minimaal te hanteren.

Overigens was de praktische betekenis van de bouwverordening voor de gesubsidieerde woningbouw al sterk gerelativeerd door de invoering van de technische subsidievoorwaarden Voorschriften en Wenken, welke als doel had om tot een verantwoorde besteding van de rijkssubsidies in de woningbouw te komen.

De Woningwet 1962:

Door verandering op Stedenbouwkundig en Planologisch gebied voldeed de Woningwet 1901 niet meer en werd in 1962 de nieuwe Bouwwet van kracht die bestond uit enerzijds:
  • de Wet op de Ruimtelijke Ordening en anderzijds
  • de Woningwet 1962.

Dit hield in dat de gemeenteraden (1965) verplicht werden om een nieuwe bouwverordening vast te stellen.

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft hier tbv haar leden tijdig voor gezorgd.
Een commissie ingesteld door deze VNG had ook een rechtstreekse adviesfunctie ten opzicht van de rijksoverheid in zake het opstellen van het zgn Bouwbesluit, een algemene maatregel van Bestuur.

De Model-Bouwverordening 1965:

Het VNG- bestuur lanceerde hiervoor "de Model -bouwverordening 1965", met de aanbeveling aan alle gemeente om in elk geval de technische voorschriften daaruit ongewijzigd in de gemeentelijke bouwverordening over te nemen.

De Model-Bouwverordening 1965 werd door de VNG-commissie voor de bouwvoorschriften vervolgens 'up to date' gehouden met behulp van de regelmatige publikatie van series wijzigingen.

De intussen in - de herziene Grondwet verankerde overheidszorg voor de woongelegenheid van de bevolking - leidde onder meer bij de VNG tot de principiële opvatting dat de minimum woningkwaliteit voortaan in van rijkswege vastgestelde bouwvoorschriften gedefinieerd zou moeten worden.

Dit werd in 1983 gehonoreerd door de bewindslieden van VROM ( Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ) in de vorm van beleidsvoornemens die werden opgenomen in het actieprogramma deregulering (woning)bouwregelgeving. (Ten behoeve van totstandkoming van landelijke uniforme voorschriften in een zgn. Bouwbesluit)

De Woningwet 1991:

In de Woningwet 19991 worden o.a. eisen gesteld waaraan een gemeentelijke bouwverordening moet voldoen. zoals:
Wanneer een bouwactiviteit bouwvergunningplichtig of meldingplichtig is.
De behandelingstermijnen waarin een vergunning moet worden verstrekt of afgewezen.
Etc.

De Model-bouwverordening 1992:

Deze "Model -bouwverordening 1992" was uiteraard gebaseerd op de eisen die in "de Woningwet 1991" aan een gemeentelijke bouwverordening worden gesteld.

Negende serie wijziging Model -bouwverordening 1992:

In oktober 2003 publiceerde het VNG de negende serie wijzigingen van de MBV - 1992.
Deze wijzigingen hadden betrekking op:
  • het bodemonderzoek
  • de wet BIBOB op bouwvergunning ( wet Bevordering Integratie Beoordeling Openbaar Bestuur) de wet moet het mogelijk maken bepaalde vergunningen - waaronder bouwvergunningen - en subsidies te weigeren of in te trekken als er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning of subsidie wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten of het wit wassen van geld
  • de wet dualisering gemeentebestuur, waarin de gemeenteraad niet meer de bevoegdheid heeft op grond van de Gemeentewet bij verordeningbeleidsregels vast te stellen,waarmee andere bestuursorganen van de gemeente rekening dienen te houden bij de uitoefening van bij of krachtens de wet verleende bevoegdheden
  • - de algemene wet bestuursrecht ( Awb ), de minimale termijn van zes weken voor de ter inzag legging en het naar voren brengen van zienswijzen, die niet kan worden bekort.
  • de sloopvergunning in relatie tot de huisvestingswet

Algemeen Bouwbesluit 2003 ( Conversie):

In 2003 heeft vond een herziening van het Bouwbesluit, ook wel aangeduid als " conversie ", plaats.
Het betrof een ingrijpende verandering in de opbouw en redactie van het besluit met als doel:

Het bouwbesluittoegankelijk en gebruiksvriendelijker te maken.

De conversie was een vormtechnische operatie waaruit op zichzelf geen inhoudelijke wijzigingen uit voortvloeide.

De Woningwet 2015:

Waar de oorspronkelijke Woningwet de centrale rol van de overheid bij de woningbouw bevorderde, werd deze functie bij de daarna volgende herzieningen weer stapsgewijs afgebouwd. Zo werd het belang van woningcorporaties teruggeschroefd en vertrouwde de overheid een groter aandeel van de woningbouw dan voorheen toe aan private marktpartijen.

De Woningwet 2015 moet dit weer deels veranderen.
De herziene Woningwet is erop gericht dat woningcorporaties zich weer meer concentreren op hun kerntaak:   zorgen dat mensen met een laag inkomen goed en betaalbaar kunnen wonen.
klik hier om naar boven te gaan