Bouwkundig detailleren voor tekenaar en ontwerper:

Torens.

Voor de volgende onderwerpen ga naar:

algemeen;
functie;

verdedigingstorens    (het ontstaan en de toepassing van);
kerktorens;
    -    voor de reformatie;
    -    na de reformatie;
    -    thans;

vuurtorens;
verkeerstorens Schiphol;

watertorens;
uitkijktorens;
televisietorens;

 



 

Algemeen:

bron tekstfragment:    tijdschrift cultureel erfgoed (2015)

In het vlakke Nederland springen torens in het oog, ook al zijn ze niet eens zo hoog.
Vanouds tekenen ze het landschap.
Torens dienen als oriëntatiepunten en tijdwijzers, die ver boven bomen muren en huizen uitsteken. Op oude prenten staan ze extra hoog afgebeeld om het aanzien van een stad te versterken. Die imponerende gezichten zijn vandaag de dag soms nog beleefbaar waar het schootsveld leeg bleef of de stad aan een rivier grenst.

Veel gemeenten gebruiken hun toren dan ook als beeldmerk. de toren en de gemeente logo

Dankzij de industriële revolutie zijn er naast de torens van kastelen, stadsommuringen, kerken, etc. allerlei andere soorten torens bij gekomen:
(zie verderop)

(Wikipedia)
Een toren is een bouwwerk dat aanmerkelijk hoger is, dan het breed en lang is.
Een toren kan alleenstaand of met een ander gebouw verbonden zijn.
Een toren steekt in de regel boven andere gebouwen uit.

Over het algemeen worden alleen bouwwerken zonder reguliere verdiepingen als toren gezien, hoewel de benaming er soms wel voor gebruikt wordt, zoals torenflat of kantoortoren. klik hier om naar boven te gaan



 

Functie:

De functie van torens is uiteenlopend. Het primaire doel is echter bepalend.

Tot de voornaamste bestaansvoorwaarden van de mens behoort zijn veiligheid.

Veiligheid van persoon, gezin, stam, have en goed. Veiligheid tegen de krachten der natuur door keuze en inrichting van woongebied en woonplek. De overlevingsdrang is de grote natuurwet waaraan hij gehoorzaamt. Zijn meest gevreesde vijand tegenover wie hij zich kwetsbaar voelt is in veel gevallen de evenmens.

Vanouds werden torens dan ook benut voor militaire doeleinden.
De oppervlakte van de toren bevatte meestal niet meer dan de gemetselde trap om naar boven te komen, de benodigde dikte van de muren voor de constructieve stabiliteit en de eventuele gewenste verdediging.

Vanwege hun hoogte speelden torens tevens een rol als baken ter oriëntatie
(het vinden van de weg). Zo richtten zeevarenden zich op kerktorens toen er nog geen vuurtorens voor hen waren.
Ze werden ook gebruikt om de bevolking, door middel van klokgelui, te waarschuwen in geval van nood en voor het vertellen van een gebeurtenis (het sluiten van de poort, een kerkdienst, het angelus (zie extra), een overlijden, een begrafenis, etc.)
zie extra
en zijn vaak voorzien van een torenuurwerk voor de tijdaanduiding en soms van een carillon voor het verspreiden van sfeervolle feestelijke klanken.

Daarnaast waren torens ook een statussymbool.
Hoe belangrijker (met de nadruk op rijker) de opdrachtgever des te groter, hoger, onverwoestbare en /of sierlijker uitstraling, etc. de toren.

De modernere torens dienen veelal een technisch doel.

klik hier om naar boven te gaan


 

Verdedigingstorens   (het ontstaan en de toepassing van):

De burcht:

Een burcht was oorspronkelijk een wijkplaats nabij nederzettingen ter bescherming tegen plunderende benden, waaronder de gevreesde Noormannen in de "vroege" middeleeuwen.

Deze burchten werden omringd met doornen hagen beklede aarden wallen en voorzien van dubbele palissaden.
In deze wal bevond zich een versterkte toegangspoort en vaak lag er rond de omwalling nog een gracht.


Afhankelijk van de plaats en/of ligging werd de oorspronkelijk functie van verdedigbaarheid gecombineerd met bewoonbaarheid voor een beperkte groep mensen die dit konden veroorloven.

De donjon:

Een donjon is een middeleeuwse verdedigbare woontoren, al dan niet gebouwd op een motte (kunstmatige heuvel).

Een donjon was aanvankelijk een zelfstandig bouwwerk.
Een donjon kon echter ook staan in een burchtcomplex en is daarmee de voorloper van het kasteel.

Bij de restauratie in 1968-'70 kreeg de donjon Lunenburg te Langbroek van de linker afbeelding zijn middeleeuwse gedaante terug. (zie foto).

Het kasteel:

De eerste kastelen waren meestal rond. Later ging men vierkante kastelen bouwen omdat deze beter te verdedigen waren. De verdedigers hadden namelijk zo een beter uitzicht over de omgeving dan vanaf een ronde muur.

Eerst was de donjon de belangrijkste woontoren en stak derhalve overal bovenuit. Later werden alle torens even hoog.
In het hele kasteel kwamen kamers om in te wonen.
De voorburcht, het erf binnen de muren van het kasteel, werd steeds meer uitgebreid. Er werden stallen, schuren, koetshuizen, werkplaatsen en bediendewoningen opgebouwd.
Het leek net een klein dorp.

Kasteel Kuilenburg (zie afbeelding gravure van Abraham Rademaker).
bron onderstaande tekst:    Wikipedia:
Franse soldaten namen in het rampjaar 1672 Culemborg in en bezetten het kasteel.
Nadat deze een jaar later vertrokken, was het kasteel volkomen uitgewoond en was er brand gesticht. De jaren daarop raakte het kasteel in verval.
Het kasteel werd in 1735 in opdracht van de staten van het Kwartier van Nijmegen voor het grootste deel gesloopt. De witte toren en andere gebouwen werden uiteindelijk in 1812 gesloopt.

De stad:

Aan het einde der volle middeleeuwen en in de late middeleeuwen ontstonden de meeste Nederlandse steden.
De verlening van stadsrechten door de toenmalige landsheren hield in dat de plaatsen zich, net als de kastelen, door (stads)muren met torens en poorten en daaromheen meestal weer grachten mochten omgeven.
Daarnaast werd een stad autonoom en kreeg ze een eigen jurisdictie (rechtsregels en rechtspraak)

Gezien de in de middeleeuwen heersende algemene onrust is het alleszins begrijpelijk dat de stedelijke status o.a. vanwege de beveiliging door muren etc. zeer begeerd was.

bron leidraad tekst en afbeelding muurkruin:   Vestingbouw stap voor stap (1992).
De verdediging van steden berustte op muren, torens, poorten en grachten. Op regelmatige afstanden, die verband hielden met het effectieve schootsbereik van boogwapens e.d. (ca 50 m), waren de muren voorzien van uitspringende torens die hoger waren dan de muur. De torens maakten het schieten van hoog naar laag mogelijk. Door het uitspringen van de torens, ronde of vierkante, kon de vijand in de flank worden beschoten. Aan muren, torens en poorten konden kleine uitkragende arkels of spietorens zijn aangebracht.

De muurkruin was voorzien van een uitkragende weergang die, behalve meer plaatsruimte en dekking achter kantelen, de verdedigers ook de mogelijk bood om door openingen in de bodem van de weergang, de vijand die tot de voet van de muur of toren was doorgedrongen, met pijlen, stenen, brandend pek, vuil en andere kwalijke zaken de bestoken.

De middeleeuwse stadsmuren waren echter niet bestand tegen de latere artilleriebeschietingen van kanonnen welke men aan het einde van de 15e eeuw begonnen te maken. De muren waren te dun, de kantelen te kwetsbaar, de torens en de kasteelachtige poorten te hoog waardoor ze een gemakkelijk doelwit vormden. Muren en torens storten door een beschieting ineen en het puin dat in de grachten belandde kon een dam vormen.

Het einde van de ommuurde stad werd hiermee ingeluid, doch de restanten zijn nog overal zichtbaar. Zie bovenstaande foto en onderstaande beschrijving van mijn huidige woonomgeving.

Culemborg
bron leidraad tekst:   Culemborg.nl
Oorspronkelijk was Culemborg een handelsdorp, gelegen op de stroomrug van het riviertje de Meer en de zuidelijke oeverwal van de Lek. Ten westen daarvan bouwde in de 12e eeuw de Heer van Beusichem een kasteeltje. (zie de gravure van Abraham Rademaker bij het kasteel)

In 1318 ontvingen de poorters van de inmiddels versterkte nederzetting van hun Heer, Johan van Beusichem, stadsrechten waaronder tolvrijheid op de jaarmarkt en het asielrecht.
Culemborg werd een Vrijstad.
Dit wilde niet zeggen dat iedereen zich vrijelijk kon vestigen. De stad had een eigen rechtspraak. Wie iets op zijn kerfstok had, moest voor schout en schepenen verschijnen en ontliep zijn gerechte straf niet. Maar hij kreeg wel de kans zich te verdedigen. Zolang hij in Culemborg verbleef, werd zijn schuldeiser niet in de stad toegelaten.
"Naar Culemborg gaan" betekende in Amsterdam dan ook failliet gaan.
 

 

 

In de 14e eeuw kwam er een stadsmuur en –gracht om ongeregelde bendes en vijandelijke troepen buiten de stad te houden.
Van de vier toen aanwezige poorten zijn er drie gesloopt en een de Lanxmeerpoort (Binnenpoort), waarin de papklok hangt die elke avond om 10 uur luidt, is in de jaren 1940-1943 gerestaureerd.

klik hier om naar boven te gaan


 

Kerktorens:

bron leidraad tekst:   Wikipedia.
Een kerktoren is een hoger opgaand bouwdeel van een kerkgebouw. Over het algemeen is hij er aan vastgebouwd, maar dit hoeft niet.
De plattegrond is meestal vierkant of bijna vierkant, maar ook andere vormen komen voor.

   

In deze torens werden kerkklokken, achter galmborden, opgehangen en torenuurwerken geplaatst.

De eerste torenuurwerken, eind dertiende eeuw, welke in de toren nabij de kerkklokken werden aangebracht gaven alleen de tijd aan door het slaan van de uren op de kerkklok.
Een zichtbare aanduiding door middel van wijzerplaten, eerst met slechts een enkele wijzer, verscheen pas in het midden van de vijftiende eeuw.
De behoefte aan een nauwkeuriger tijdregelend element was al eerder aanwezig, maar deze werd pas vervuld toen Christiaan Huygens (op basis van de theorie van Galileï), het toepassen van de slinger voor uurwerken uitvond en in 1657 het octrooi hierop verkreeg.
 

 

 

 

Op de top van de toren staat veelal een symbool. Op protestantse kerken vaak een weerhaan, die de windrichting aan geeft, en op katholieke kerktorens meestal een kruis, of een combinatie van beide.
 

 

 

 

Afhankelijk van de kerkplattegrond en de daarbij behorende constructieve opbouw kan naast de hoofd-kerktoren (indien aanwezig) een vieringtoren, kruisingtoren, lantaarntoren of transepttoren in het midden op de kruising van de kerk zijn geplaatst.
Vieringtorens werden veelal gemaakt van steen, maar vaak was dit te zwaar voor de onderstaande kruispijlers, en dan werden ze van hout gemaakt.

Barbara Culemborg

Kerkenbouw voor de Reformatie:

De bouw van kerktorens is een typisch verschijnsel van de Hoge en Late Middeleeuwen.
De ommuurde stad was compleet. De noodzaak aan (ideële) herkenningspunten, de drang naar een in het oog springende bevestiging van een gemeenschap en de behoefte aan een statussymbool waren voor de daarin levende gemeenschap(pen) een volgende stap. De kerken met hun torens kunnen worden opgevat als zelfstandige grootheden die aan het leven van een gemeenschap uitdrukking gaven. De bouw van deze kerken en torens ging echter langzaam, het was geen eerste levensbehoefte:    men had tijd en geld nodig.
Stormen, branden, etc. bepaalden mede de bouwtijd. en tenslotte kwam er de reformatie, zodat van al deze middeleeuwse kerken, op een enkele uitzondering na, de torens hier ter lande nooi't volgens de oorspronkelijke plannen zijn afgebouwd.

voorbeeld:

De Dom van Utrecht is een markante gotische kerk in het midden van de stad Utrecht.
De kerk werd vanaf 1254 gebouwd als de kathedraal van het rooms-katholieke bisdom Utrecht en was gewijd aan Sint-Maarten.

De nabijgelegen Buurkerk (aan de andere zijde van de Oudegracht en thans museum van speelklok tot pierement) was de oudste van de vier middeleeuwse parochiekerken van de stad Utrecht. en bekleedde een voorname rol in het stadsleven. Vele gilden hadden hier hun altaar en de stadsraad had er een eigen kapel.
zie   het subonderwerp "De gilden" van het onderwerp "De structuur van het bouwbedrijf in het verleden" behorende bij het onderdeel "bedrijfseconomie - organisatie in het verleden.


De kerk werd verschillende malen tijdens stadsbranden in de as gelegd: in 1131, 1173, 1253 en 1279. Na de laatste brand verrees een nieuw kerkgebouw.
Het betrof een vroeggotische kruisbasiliek, waarvan de karakteristieke toren nog bestaat. Met deze toren werd rond 1370 begonnen. Oorspronkelijk zou hij hoger opgetrokken worden en afgesloten door een achtkantige lantaarn, zoals de Domtoren, maar die plannen zijn nooit verwezenlijkt. In plaats daarvan is een tijdelijke afsluiting gebouwd die nog steeds aanwezig is.
De kerk bleek echter weldra te krap voor de steeds toenemende bevolking.
Tussen 1434 en 1456 werd de basiliek ingrijpend uitgebouwd tot een driebeukige hallenkerk.
Tussen 1500 en 1520 kreeg de Buurkerk een nieuw driebeukig koor en een tweede zuiderzijbeuk, waarna in 1540 de tweede noorderzijbeuk werd voltooid. Hiermee was het schip deels vijfbeukig geworden. De laatste bouwfase werd rond 1553 afgesloten met onder meer de bouw van een nieuwe sacristie met wenteltrap.
De financieringen van de verbouwingen tussen 1434 en 1553 werden door de parochianen van de Buurkerk zelf opgebracht. De Buurkerk was de grootste en rijkste parochiekerk in Utrecht. Op zich was dit niet zo vreemd i.v.m. de hierboven genoemde gilden (de middenstand van die tijd).

In 1566 en 1579 werd de kerk door de beeldenstorm geteisterd, waarna zij, net als de Dom, toegewezen werd aan de protestanten. In 1586 werd besloten de gehele koorpartij te slopen, aangezien zij een obstakel vormde voor het verkeer, dat al jarenlang de gewoonte had dwars door het koor heen te trekken. Op de plaats van het koor werd toen de Choorstraat aangelegd.

Bij de zomerstorm van 1674, waarbij het schip van de Domkerk instortte, is ook de grote middeleeuwse kap van het schip van de Buurkerk vernield en vervangen door drie lagere.

Kerkenbouw na de Reformatie:

Nadat tijdens de Reformatie de calvinisten in grote delen van Nederland aan de macht waren gekomen en alle kerken hadden geconfisqueerd, moesten katholieken en aanhangers van andere verboden religies hun toevlucht nemen tot verborgen en illegale kerkjes in bestaande gebouwen.
In eerste instantie werd hier door de autoriteiten hard tegen opgetreden;     men werd geacht over te gaan tot de Gereformeerde kerk.

In de loop van de 17e eeuw ging de overheid echter een steeds pragmatischer houding innemen;     inmiddels was duidelijk geworden dat een groot deel van de bevolking nooit tot de Gereformeerde kerk zou toetreden.

Het gebruik van schuilkerken werd dan ook steeds meer toegestaan. Dergelijke kerken mochten echter van buiten op geen enkele manier als kerk herkenbaar zijn en het gebruik ervan mocht niet als storend worden ervaren door de calvinisten. Klokgelui was verboden en gezang mocht buiten niet hoorbaar zijn.

Nadat de Republiek in de jaren 1672-1674 door katholieke buitenlandse mogendheden bijna van de kaart was geveegd, realiseerde de overheid zich dat de loyaliteit van het grote katholieke deel van de bevolking van groot belang was en werd het hen vaker toegestaan geheel nieuwe kerken (zonder toren) te bouwen.
Deze kerken welke nog steeds niet van buiten als kerk herkenbaar mochten zijn, worden nog steeds ook schuilkerken genoemd, hoewel hun locatie inmiddels niet meer geheim was en de missen er in openheid werden gehouden.
 

 
Nadat na de komst van de Fransen aan het einde van de 18e eeuw de godsdienstvrijheid was ingevoerd, mochten de katholieken weer echte kerken met torens bouwen.
Hetgeen niet wil zeggen dat ze er ook meteen weer kwamen.

Kerkenbouw thans:

Door de ontkerkelijking welke in Nederland in de jaren '60 van de vorige eeuw begon daalde het kerkbezoek drastisch en daarmee ook, op een enkele uitzondering na, de bouw van nieuwe kerken

Er ontstond in die tijd ook een tegengestelde stroming, want in de begin jaren zestig werden ten dienste van de zware industrie mensen geworven uit landen als Italië, Spanje en Portugal
en in 1964 sloot de Nederlandse regering een wervingsovereenkomst met Turkije, in 1969 volgde Marokko.
Met de komst van islamitische gastarbeiders kwamen er ook de moskeeën in het straatbeeld.

Een moskee is net als een kerk een gebedshuis, maar dan binnen de islam. In plaats van een toren hebben ze echter vaak een minaret. Maar de uitgangspunten zijn hetzelfde als de kerktoren. Laten zien en horen wie je bent, oproepen tot gebed en verkondigen van boodschappen.
klik hier om naar boven te gaan



 

Vuurtorens:

Een vuurtoren is een toren die werd gebouwd nabij ingangen van zeearmen en havens om 's nachts en bij stormweer (daar bekend zijnde) schepen naar binnen te loodsen, oorspronkelijk met behulp van een open vuur en later door middel van spiegels, lenzen en een lamp.

 
Iedere vuurtoren heeft een karakter wat het schijnsel op afstand betreft, variërend van een vast rondomschijnend licht tot een groepschitterlicht, waaraan ze herkend kunnen worden. Het aantal karakters is nogal beperkt en daarom zullen deze vaker te zien zijn, doch wel zodanig ver verwijderd van elkaar dat vergissing vermeden wordt
 


klik hier om naar boven te gaan


 

Verkeerstorens Schiphol:


Historie:
De 4e verkeerstoren van Schiphol uit 1952 werd tot de opening van de nieuwe (huidige) luchthaven in 1967 gebruikt.

Gedurende deze 15 jaren werden 6 tot 10 vluchten per dag verwerkt, met een gemiddelde van 325 passagiers per dag. Heden ten dage (2011/12) is dat ongeveer 1.124 vluchten per 24 uur en dit aantal neemt nog steeds toe.

Luchthaven Schiphol heeft thans (2016) twee verkeerstorens in gebruik:   de grote verkeerstoren op Schiphol-Centrum ('Toren-Centrum') en een kleinere toren ('Toren-West') bij de Polderbaan.

In beide verkeerstorens zijn verkeersleiders van Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) werkzaam. Zij dragen er zorg voor de plaatselijke luchtverkeersleiding (starts en landingen). De operationele ruimte van Toren Centrum bevindt zich zo’n 90 meter boven de grond, die van Toren-West 50 meter. Vanuit beide torens regelen de verkeersleiders, de ground controllers en de verkeersleidingsassistenten al het luchtverkeer in een straal van bijna 15 kilometer rondom Schiphol. Ook begeleiden zij het andere (grond)verkeer op de luchthaven.
In Toren-Centrum kunnen maximaal negen verkeersleiders tegelijk werken en in Toren-West vier.

Verbouwing radartoren naar Toren-West (2001-2002)

Toren-West Toren-West

In 2002 stond de operationele ingebruikname van de huidige vijfde start- en landingsbaan 5P ingepland.
Het beperkte zicht vanuit de verkeerstoren op Schiphol Centrum op deze baan, leidde tot het besluit om de al aanwezige radartoren nabij de nieuwe 5 baan uit te breiden tot een gecombineerde verkeersleiding- en radartoren.

Ten behoeve van de nieuwe functie werd van de bestaande toren de Radome-koepel en de radar verwijderd. Op de betonnen schacht, welke was opgebouwd uit cilindervormige betonelementen met een buitendiameter van 2,9 m, werd een nieuwe opbouw geplaatst waarin de benodigde ruimten voor de technische installaties en de verkeersleiders werden ondergebracht.
De technische- en verblijfruimtes in de toren zijn bereikbaar middels een interne spiltrap in de schacht en een externe lift langs de nieuwe geleidingsconstructie buiten de schacht.

Toevoeging staalconstructie aande bestaande betonschacht.
Deze nieuwe opbouw wordt behalve door de oorspronkelijke bestaande betonschacht thans ook ondersteund door een staalconstructie aan de buitenzijde die tegelijkertijd de stabiliteit van de gehele toren waarborgt.

In de bestaande situatie zorgde de windbelasting voor buiging in de betonschacht. Door de aangebrachte vakwerkconstructie wordt deze buiging echter nu gereduceerd, waardoor de aanwezige draagcapaciteit van de betonschacht volledig benut kan worden voor de extra verticale belasting uit de nieuwe opbouw.

I.v.m. de extra verticale belasting van uit de betonschacht zijn aan weerszijden van de bestaande fundering twee extra palen toegevoegd. Twee stalen balken dragen een deel van de belasting uit de betonschacht over naar deze extra palen. De beide poten van de nieuwe staalconstructie zijn afzonderlijk op zes nieuwe palen gefundeerd.

De verbouwing en uitbreiding had geen vergroting van de 'footprint' van het bestaande bouwwerk tot gevolg.
Op het dak van de koepelruimte waarin de verkeersleiders werken, zijn de oorspronkelijke radarinstallatie en Radome-koepel van de toren teruggeplaatst.
klik hier om naar boven te gaan



 

Watertorens:

zie   indien gewenst
het subonderwerp "Watertorens" van het onderwerp "Drinkwatergeschiedenis" behorende bij het onderdeel "installaties - W-G-E.

  watertoren Sneek

Watertorens stonden meestal buiten de bebouwde kom in het vrije veld, maar zijn thans ingeslokt door de stedelijke bebouwing. Ze waren nodig om water in op de slaan en zo de druk op het waterleidingnet te houden. Thans bewaren we water in grote reservoirs of voorraadkelders en houden we de druk op het waterleidingnet met pompen.

bron tekst:    Handreiking voor het herbestemmen en verbouwen van monumentale watertorens. (cultureelerfgoed.nl)

Steeds meer watertorens verliezen hun oorspronkelijke functie.
Ze hebben vaak alleen toekomst als ze een nieuwe economische bestemming krijgen, bijvoorbeeld als woning of kantoor.

Dat stelt geheel andere eisen aan het gebouw. Denk aan extra daglicht, sanitaire voorzieningen en meer leefcomfort.
Met kennis van zaken kan dit soort veranderingen op een goede manier worden vormgegeven, met respect voor de cultuurhistorische en architectonische waarden van het monument.
Juist de karakteristieke kwaliteiten kunnen de toren in zijn nieuwe functie meerwaarde bieden.

De brochure "een toekomst voor watertorens" van cultureelerfgoed.nl laat zien hoe je de verbouwing en herbestemming van een monumentale watertoren kan aanpakken.
Een standaardrecept bestaat niet. Monumentenzorg is doorgaans maatwerk. Toch zijn er algemene uitgangspunten en tips te geven om een verbouwing of herbestemming succesvol te laten verlopen.

klik hier om naar boven te gaan


 

Uitkijktorens:

Een uitkijktoren is een toren die gebruikt kan worden om vanuit een hoog punt de wijde omgeving te bekijken en/of te bewaken.

Uitkijktorens worden daarom ook wel gebruikt als toeristische attractie.

Voorbeeld:      De Belvédère van Oranjewoud is het gelijknamige parkgebied ten oosten van Heerenveen.
(Belvedère betekent mooi uitzicht.    In beginsel verwijst de term naar een locatie die een mooi uitzicht biedt of het bouwwerk op die plek.)

Toren geschiedenis.
Andreas Willem Tjaarda liet in 1917 op de ‘Berg van Brongerga’, een klein heuveltje van bijna tien meter hoog, een houten uitkijktoren bouwen.
In 1924 werd deze constructie wegens bouwvalligheid vervangen door een toren van gewapend beton.
De achtkante uitkijktoren heeft negen trappen van twaalf treden en een hoogte van achttien meter.
Met de hoogte van het heuveltje erbij opgeteld is de ooghoogte van een persoon op de toren bijna dertig meter boven het maaiveld.
Ook deze toren raakte in verval, maar in plaats van sloop werd de belvedère na zeventig jaar gerestaureerd.

Brandtorens:
Uitkijktorens in bossen kunnen ook gebruikt worden om vroegtijdig branden te ontdekken.
 

 

 

Luchtwachttorens:
In de Koude Oorlog bevonden zich honderden luchtwachttorens verspreid over Nederland en Duitsland. Hiermee hoopte men vijandelijke vliegtuigen te kunnen waarnemen die onder de radar-hoogte zouden kunnen vliegen.
Ongeveer de helft van alle uitkijkposten werden ingericht op bestaande gebouwen maar voor de overigen werden, door het Centrale Bouwbureau der Genie, voor dit doel speciale torens van geprefabriceerde betonnen raatbouwelementen ontworpen .

En om niet te vergeten:
De houten wachttorens rondom de concentratiekampen uit de 2e wereldoorlog.


klik hier om naar boven te gaan


 

Televisietorens:

bron tekstfragment:    NRC 26 augustus 1998

Radio- en televisietorens zijn echte torens: net als kerktorens of watertorens zijn ze niet gebouwd voor het herbergen van mensen.
Maar anders dan kerktorens of zelfs watertorens, die ondanks hun overeenkomst in functie een wonderlijke diversiteit kennen, doen televisietorens geen enkele poging om iets anders te zijn dan televisietorens.
Bij radio- en televisietorens zoekt men vergeefs naar verfraaiende toevoegingen.
Onveranderlijk zijn ze strenge ingenieurswerken die het functionalistische ideaal benaderen.
Maar binnen het beperkte vocabulaire van 'betonnen schacht, ringen en stalen spriet' kennen ook radio- en televisietorens een verrassende diversiteit die laat zien dat het functionalistische adagium 'form follows function' nooit tot dezelfde oplossing leidt.
 

 

noot !
televisietorens zijn dus (betonnen) torens met daarop een (stalen) zendmast.


 

Bouwkundig detailleren voor tekenaar en ontwerper:
dd: 29-10-2017

 

 
klik hier om naar boven te gaan


 

 

 extra informatie behorende bij:
Functie:
klik hier om naar boven te gaan

Het Angelus:

bron:    Wikipedia

Het angelus (de Engel des Heren) is een katholiek gebed dat van oudsher driemaal daags gebeden wordt:    om zes uur 's morgens, twaalf uur 's middags en zes uur 's avonds.

Het gebed wordt aangekondigd door het luiden van een kleine klok, het angelusklokje.
Hierbij worden drie slagen op de klok gegeven waarna een aanroep met Weesgegroet Maria wordt gebeden.
Nog tweemaal volgen drie slagen op de klok met een nieuwe aanroep en Weesgegroet.
Ten slotte wordt de klok gedurende twee minuten geluid en wordt een afsluitend gebed gebeden.
klik hier om naar boven te gaan