Bouwkundig detailleren voor tekenaar en ontwerper:Woninghoogbouw.Voor de volgende onderwerpen ga naar:hoogbouw algemeen; de eerste stapelbouw;
|
|
Hoogbouw algemeen:Hoogbouw is een term die gebruikt wordt voor hoge gebouwen. Maar wat is hoog ?Officieel wordt in Nederland de term hoogbouw gebruikt voor gebouwen, vanaf vijf verdiepingen, waarin volgens het Bouwbesluit een lift vereist is.
Maar ook dit zijn maar getallen die per tijdsbeeld verschillend zijn. |
(bron naaststaande tekst: Wikipedia) |
De eerste hoogbouw kantoortoren van Nederland, het Witte Huis in Rotterdam, werd in 1898 gebouwd,
Vanwege de slappe bodem van Rotterdam werden voor de fundatie duizend heipalen in de grond geslagen, waardoor de grond een meter hoger werd dan de omgeving. Met alle gevolgen vandien: voor dit probleem het subonderwerp "De gevolgen van het uitvoeren van heiwerken" van het onderwerp "Grondmechanische aspecten" behorende bij het onderdeel "funderingen - grondmechanica". Beton werd in die tijd, als constructiemateriaal nog niet toegepast. De inpandige steunmuren zijn daarom 40 tot 140 cm dik.
Uit vrees voor brand mocht (en mag) het Witte Huis niet worden bewoond. |
Waarom woninghoogbouw:
2021
Zo weinig bouwgrond: een bekend verschijnsel.Met de komst van fabrieken tijdens de industriële revolutie verdween de nijverheid uit de dorpen. Wonen en werken werd daardoor volledig gescheiden. Veel dorpelingen trokken daarom noodgedwongen achter de arbeid aan richting de fabrieken waardoor de verstedelijking aldaar sterk toenam.Er ontstond daardoor een nieuwe sociale klasse: de arbeiders, oftewel het industriële proletariaat. Ze woonden daar in overbevolkte krottenwijken: in slechte behuizing met nauwelijks sanitair. De gemiddelde levensverwachting was er laag, en de kindersterfte hoog. De elite accepteerde het vuil van de fabrieken als de onontkoombare prijs voor hun succes. De schoorstenen waren symbolen van economische macht, maar derhalve ook van maatschappelijke ongelijkheid. Deze verstedelijking en maatschappelijke ongelijkheid werd steeds erger. De volksverhuizing naar Amerika is dus niet zo vreemd. Maar niet iedere emigrant werd er beter door. |
De zorg voor acceptabele huisvesting van de bevolking werd in de 19e eeuw nog niet als een overheidstaak gezien. Het hier boven genoemde probleem werd dan ook niet zomaar even opgelost. Wel ontplooiden welgestelde leden van de stedelijke elite vanaf de jaren 50 van de 19e eeuw enkele particuliere initiatieven, zoals de oprichting van de eerste woningbouwvereniging van Nederland, de Vereeniging ten behoeve der Arbeidersklasse te Amsterdam, maar dit alleen was natuurlijk niet genoeg: je moet namelijk niet alleen willen, maar ook kunnen.
Toch duurde het nog een halve eeuw voordat de overheid zich met dit probleem ging bemoeien.
De eerste wet omtrent de volkshuisvesting in Nederland: de Woningwet uit 1901 trad op 1 augustus 1902 in werking.
Het doel van deze Woningwet was om bouw en bewoning van slechte en ongezonde woningen onmogelijk te maken en de bouw van goede woningen te bevorderen.
Ondanks de wet uit 1901 was er Tot 1914 nauwelijks sprake van overheidsinterventie op de woningmarkt.
Voor woningbouwverenigingen was het daarnaast vrijwel ondoenlijk om de beoogde woningwetwoningen te bouwen tegen een kostendekkende huurprijs die arbeiders zouden kunnen betalen.
Ze bouwden daardoor amper woningen tussen 1902 en 1916.
Na 1914 groeide het inzicht dat het rijk een actievere rol zou moeten spelen om de woningnood aan te pakken.
Om het nijpende tekort aan woningen aan te pakken, werd zelfs een nieuwe wet aangenomen: de Noodwoningwet.
Deze wet regelde een Rijksbijdrage van 90 procent in de door de overheid bepaalde hoogte van de stichtingskosten van de woning, mits de woning ook een watercloset zou krijgen.
noot!
Hetgeen dus inhield dat op de plaats, of in de buurt van het te bebouwen terrein er ook al een waterleiding en een riool aanwezig moest zijn en dat op heel veel plekken echt nog niet het geval.
De eerste stapelbouw:
Maar voor betaalbare woningen heb je ook (binnen de Rijksbijdrage marges) betaalbare grond om te bouwen nodig. Stapelbouw, mits niet hoger dan toen gebruikelijk, was de oplossing."Het Schip", een in de Amsterdamse School stijl (door Michel de Klerk) ontworpen gebouwencomplex is hier een voorbeeld van.
Het gebouwencomplex, gebouwd in de periode 1914-1921,
bestaat uit drie, aan elkaar gekoppelde, blokken arbeiderswoningen.
Niet eerder was er zoveel zorg besteed aan de vormgeving van arbeiderswoningen. Deze woningen welke werden verhuurd door woningcorporatie Eigen Haard waren volgens Wikipedia 'paleizen voor de arbeiders'. |
De ideologie van de Amsterdamse School bood "het Schip" belangrijke innovaties op het gebied van de huisvesting van dat moment. Ten eerste vergrootte ze de grootte van de huizen en concentreerde ze het gezinsleven in de woonkamer en
probeerde ze de status van de arbeidersklasse te verbeteren door hun architectuur te verfraaien.
|
Het eerste en (mede door de 2e wereldoorlog) lange tijd het enige hoge woongebouw in Amsterdam was het 12-verdiepingenhuis
(toen der tijd ook wel bekend als) "de Wolkenkrabber" van J.F. Staal in de Rivierenbuurt als onderdeel van het door Berlage ontworpen Plan Zuid.
Het vertoont kenmerken van de bouwstijlen van de Amsterdamse School, van het functionalisme en van de nieuwe zakelijkheid en is mede hierdoor
tot rijksmonument benoemd.
De plannen voor de bouw dateren uit 1927, maar de bouw zelf kon niet meteen beginnen omdat de bouwverordening (deze stond maximaal vier woonlagen toe)
aangepast moest worden.
Het werd uiteindelijk gebouwd tussen 1930 en 32: heeft een hoogte van 40,65 meter en telt twaalf verdiepingen.
Het geheel is opgetrokken in een betonskelet, dat is verstopt achter licht getinte bakstenen, en stalen kolommen welke zich bevinden zich bij de centrale entree.
De babyboom na de 1e wederopbouwperiode:
De beurskrach van 1929 had wereldwijd catastrofale gevolgen en gold als directe oorzaak van de crisis van de jaren 30.Door deze recessie bleef hoogbouw, vanwege de kosten, bescheiden van aard.
In Duitsland, waar men nog te maken had met de gevolgen van de 1e wereldoorlog, ontstond hierdoor een enorme armoede; dit vormde het klimaat waarin Adolf Hitler aan de macht kon komen. Hetgeen uiteindelijk leidde tot de 2e wereldoorlog mmet alle gevolgen van dien.
Door de grootte van de wederopbouw veranderde de tot dan toe gebruikelijke bouwmethoden.
Stenen verdiepingsvloeren werden standaard.
het onderwerp "Traditionele metselwerk vloertypen"
en de subonderwerpen "balken-, blokken- en combinatievloeren" van het onderwerp "Prefab beton vloeren"
behorende bij het onderdeel "vloeren - algemeen".
En met de techniek van het sonderen kon het draagvermogen van de grond en de vastheid ervan beter worden bepaald.
Hierdoor kon men dieper funderen en daardoor hoger bouwen. Betonnen heipalen werden wel een vereiste. Maar dat was geen probleem.
het onderwerp "funderingen op palen"
behorende bij het onderdeel "funderingen".
Vanaf de jaren zestig ontstonden vanwege de naderende na-oorlogse babyboom in veel buitenwijken van steden en dorpen: buurten met galerijflats.
Het idee hierachter was: dat door hoog te bouwen er meer ruimte overbleef voor groen in de wijk.
Zoals bijvoorbeeld:
Deze flats waren voor ons, toen der tijd, hoogbouw. Maar op andere plaatsen, zoals in de steden, was dit laagbouw. De Lijnbaanflats in Rotterdam waren dan ook van een geheel ander kaliber. |
Maar zoals altijd veranderden de inzichten.
Hoogbouwwijken met meer gezamelijk groen bleken niet aan te sluiten bij de woonwensen van velen;
vanaf de jaren zeventig werden daarom nieuwbouwwijken weer vooral in laagbouw uitgevoerd.
Thans:
Het woningtekort neemt snel toe en hoogbouw met appartementen wordt (volgens speculanten) weer steeds populairder.Hedendaagse hoogbouw is echter nauwelijks te vergelijken met de hierboven beschreven modernistische stadsplanning uit de naoorlogse periode,
toen er net als nu ook sprake was van ‘woningnood’ Alleen de reden, van deze woningnood, is totaal anders.
(Zie hiervoor de bij "Waarom woningbouw" genoemde betreffende de Woningwet van 2015.)
Zoals de schaal en de locatie: de hoogbouw in de jaren vijftig en zestig stond niet op zichzelf,
maar maakte onderdeel uit van grootschalige planologische projecten die veelal tot nieuwe stads- en dorpsuitbreidingen hebben geleid.
Deze uitbreidingen in de breedte waren toen nog mogelijk, maar thans (met name in de Randstad) niet meer, tenzij men natuurgebieden gaat opofferen.
Tegenwoordige woontorens worden eerder neergeplant op centrale locaties met hoge grondprijzen, waar ze eenzaam en hoog uittorenen
boven de historische stadswijken, zoals de ‘Westpoint’ in Tilburg en het ‘Strijkijzer’ in Den Haag, of onderling strijden om aandacht – denk aan de ‘Kop van Zuid’ in Rotterdam.
(bron: https://www.socialevraagstukken.nl/)
noot!
De woontoren van het flatcomplex Westpoint is ruim 140 meter hoog en heeft 47 verdiepingen en 154 appartementen.
De torenflat ‘Strijkijzer’ is 132 meter hoog en heeft 42 verdiepingen en bevat 351 appartementen en studio's
en is gebouwd op een kavel van slechts 30 bij 35 meter.
Voor- en nadelen:
Op papier lijkt hoogbouw ideaal: veel woningen op een kleine locatie, energiezuinig, en – mits gebouwd bij trein of metro – goed voor duurzame mobiliteit. Het past prima in de Nederlandse planningsdoctrine, die zich richt op verdichting van stedelijke functies.Dit positieve beeld berust echter grotendeels op drijfzand.
Waar de modernistische hoogbouwwijken uit de naoorlogse periode onbedoeld te maken kregen met gettovorming, moeten we er nu opnieuw voor waken
dat de hedendaagse hoogbouw bijdraagt aan de ruimtelijke tweedeling.
Het kan niet de bedoeling zijn om een centrumstedelijke elite hoog uit te laten torenen boven een achtergestelde, suburbane periferie.
Het is daarom belangrijk dat de overheid een stevige vinger aan de pols houdt bij ruimtelijke ordening en vastgoedontwikkeling.
Naast functiemenging zou ook weloverwogen sociale menging daarbij een primair uitgangspunt moeten zijn.
(bron: https://www.socialevraagstukken.nl/)
Anders zijn we terug op af.
Kwaliteit kost geld.
Woontorens zijn duur.De investeringskosten per vierkante meter van een gebouw van 150 meter zijn maar liefst 50 procent hoger dan van een toren van 50 meter. Maar ook een toren van 50 meter is al 10 procent duurder dan gestapelde bouw tot vijf bouwlagen. (bron: https://www.nul20.nl/ (maart 2004))En wel om diverse redenen, zoals: De op veel plaatsen voorkomende slappe bodem is bij voorbaat niet ongeschikt voor hoogbouw.
Gedegen grondonderzoek tot op de juiste diepte is dus een eerste vereiste en ook dit kost extra geld.
Je gebruikt weliswaar relatief weinig grond voor woontorens, maar de bouwtechnische eisen hierdoor hebben grote financiële consequenties.
De manier van bouwen en het materiaalgebruik, met de daarbij behorende veiligheidseisen, op grote hoogte is anders.
Maar die tijd is bij hoogbouw voorbij. Naast de benodigde torenbouwkranen moeten ook op verschillende hoogten ook extra (mini)-kranen worden ingezet. noot!
|
Daarnaast zijn er nog andere randvoorwaarden met financiële consequenties, zoals:
waterdrukinstallaties, kranen met stroombegrenzers, hemelwaterafvoeren, waterleidingen en radiatoren die meer druk kunnen weerstaan, sprinkler-installaties, extra brandweerliften, stabiliteitswanden, etc.