Bouwkundig detailleren voor tekenaar en ontwerper:
houtskeletbouw.
De houtskeletbouwmethoden, welke hier wordt besproken, is een bouw methode die in N-Amerika en Scandinavië voor de woningbouw is ontwikkeld en geperfectioneerd.
Voor de volgende onderwerpen ga naar:
houtskeletbouw algemeen;
het principe van de houtskeletbouw methode;
prefabricage systemen;
bouwfysische aspecten van houtskeletbouw;
brandveiligheid;
vouwskeletbouw.
divers.
Houtskeletbouw algemeen:
bron leidraad tekst: Blauwdruk-oktober 1984 (Nederlandse Gasunie)Toen de moderne houtskeletbouw, eind van de jaren zestig vorige eeuw, zijn entree maakte op de Nederlandse markt,
werd daar door velen argwanend naar gekeken. De vooroordelen waren legio en echt enthousiast waren er maar weinigen.
Toch kende Nederland ooit een eeuwenoude houtbouwtraditie, ouder zelfs dan onze 'baksteencultuur'.
Deze traditie gaat, evenals elders in Europa, zelfs terug tot de prehistorie, kwam tot
ontwikkeling in de Middeleeuwen en zette zich, zij het uiteindelijk beperkt tot Noordwest-Nederland, voort tot in de
19e eeuw.
Voor Nederland kan men derhalve spreken van een eerste, autochtone generatie houtskeletbouw
en een tweede, de houtskeletbouw, die van Noordamerikaanse en Scandinavische oorsprong is.
autochtone generatie houtskeletbouw Uit de primitieve, prehistorische boerenwoning ontwikkelde zich met de opkomst van de steden een volwaardig houten stedelijk woonhuis, vaak bestaand uit meer dan één verdieping. Het had een dragend skelet, een stelsel van staanders, balken en schoren.
Zie de reconstructie tekeningen van Begijn hof 34 te Amsterdam.
De gevels hadden een beschieting, die naar believen kon worden weggelaten om ramen te plaatsen. Grote raampartijen met vaak haaks op het gevelvlak staande, rood geschilderde luiken en luiÍels gaven, samen met de per verdieping overkragende gevels, een levendig straatbeeld.
Alles verwoestende stadsbranden noodzaakten echter tot steeds strengere voorschriften, die hout als bouwmateriaal voor schouwen, bouwmuren en daken al snel uitbanden. Maar zolang de gevels van hout bleven, veranderde het stadsbeeld niet wezenlijk. De stenen bouwmuren waren in eerste instantie slechts brandscheiding, te slap en te slecht gefundeerd om een dragende functie te vervullen, zodat het houtskelet nog lang onmisbaar bleef.
In Nederland deden niet alleen de brandvoorschriften, maar ook de toenemende houtschaarste de houtbouw verdwijnen.
De verdedigingswerken uit de 8O-jarige oorlog, de vele oorlogsschepen en de handelsvloten uit de Gouden Eeuw
betekenden welhaast het einde van de Nederlandse inlandse eikenbossen.
Voor één schip zoals bijvoorbeeld het legendarische linieschip 'De 7 provinciën' van admiraal Michiel de Ruijter.
waren in die tijd 3000 volwassen eikenbomen nodig, ofwel vele hectaren bos!
Daar waar buitenlands hout werd aangevoerd, en het brandgevaar niet zo'n grote rol speelde als in de steden, zoals de Zaanstreek, Waterland en West-FriesIand bleef de houtbouw langer bestaan.
fragment van artikel "Zaandammer daken op Zaanse Schans" bij functionele vormgeving.
Kijken wij naar de ons omringende landen en naar het oostelijk deel van ons
eigen land, dan vinden wij daar ook nog veel oorspronkelijke vakwerkbouw. ln wezen is deze vakwerkbouw
constructief gelijk aan de Noordhollandse houtbouw; alleen is de aÍwerking van de buitenwanden anders.
Tussen de stijlen, korbelen en balken van de gevel werd daar een vulling aangebracht, waardoor deze zichtbaar bleven.
De vulling bestond meestal uit gevlochten twijgen of een houten latwerk, dat aan twee zijden met leem werd bestreken.
Doordat alle onderdelen van zo'n gevel aan krimp onderhevig zijn, was dit een vrij kwetsbare constructie.
Later gebruikte men ook vaak baksteen als vulmateriaal. Ongepleisterd werden de
stenen in visgraat-en andere patronen gemetseld om het gevelvlak te verlevendigen.
het ontstaan van de huidige generatie houtskeletbouw
ln Noord-Amerika waren de eerste immigranten voor een onderkomen vrijwel geheel op hout aangewezen. Hout was er in vele soorten en in overvloed.Op basis van de houtbouwmethode van hun land van herkomst ontwikkelden zij een bouwwijze uit rechte, houten stammen. Zo ontstond de blokhut, tot het eind van de 18e eeuw het algemene huistype.
Deze huizen zaten vaak heel eenvoudig in elkaar, daar de meeste pioniers niet de vereiste vakkennis bezaten om ingewikkelde houtverbindingen te maken.
Als gevolg van de trek naar het'wilde' Westen moest hout op karren en later met de trein worden aangevoerd. Daarom was een huistype dat minder hout vergde en met eenvoudige handgereedschappen in elkaar was te zetten noodzakelijk.
De wanden van zware stijlen en balken van de blokhut maakten plaats voor dunnen stijlen met een beschieting, samen een heel sterke constructie.
Daarbij ontstonden twee methoden:
één met stijlen langs twee verdiepingen en de vloer er tussen (de 'Balloon' methode)
en de andere met stijlen per verdieping onderbroken door een vloer (de'Platform'-methode).
Zo kwam in Amerika de houtskeletbouw tot stand.
Is Noord-Amerika de ene inspiratiebron voor houtskeletbouw in de lage landen, de andere is Scandinavië. Daar werden reeds houten huizen gebouwd toen de dissel nagenoeg het enige gereedschap was.
Vanaf de jaren twintig in de vorige eeuw Ieidden de bouw- en zaagtechnieken langzamerhand tot bouwen met lichter hout.
Toenemende kennis en een stijgende vraag werkten steeds lichtere constructies in de hand.
Daardoor kon zich de houtbouw tot een hoogwaardige en omvangrijke tak van industrie ontwikkelen.
Noordamerikaanse voorbeelden stonden daarbij model voor de Scandinavische 'Platform'-methode.
Het principe van de houtskeletbouw methode:
(bron leidraad tekst: houtdocumentatie 1999 TNO)
Wanden:Het principe is dat alle dragende elementen boven de fundering (wanden vloeren en dak) van hout zijn geconstrueerd.Het skelet van de wanden is opgebouwd uit stijlen en regels van gestandaardiseerde maten, die hoofdzakelijk met eenvoudige spijker verbindingen onderling zijn verbonden. De stabiliteit wordt ontleend aan de combinatie van gesloten wanden (skelet met triplex beschoten) en stijve vloervelden, almede de onderlinge koppeling van deze elementen.
De triplexbeschieting van de wanden (duurzaamheidsklasse IV en lijmverbinding klasse Exterieur 1 volgens NEN norm 3278 ) wordt aan de buitenzijde voorzien van een regenjas bestaande uit een laag water- en windkerend, maar waterdamp doorlatend materiaal. |
De binnenbekleding van het skelet bestaat meestal uit gipskartonplaten .
Om condensatie in de constructie uit te sluiten wordt tussen gipsplaten en skelet een dampremmende folie aangebracht ,terwijl tussen de stijlen het thermisch en/of akoestisch isolatiemateriaal komt.
voor verdere uitleg het hier onderstaande subonderwerp "bouwfysische aspecten van houtskeletbouw";
Voor het houtskelet kunnen zonder meer de gebruikelijke bouwhout soorten worden toegepast. Dank zij de uitgekiende opbouw van de skeletconstructie vergt het toegepaste hout hierdoor geen enkel onderhoud en behoeft ook niet verduurzaamd te worden
In dragende wanden wordt, ter plaatse van de ramen, deuren en andere openingen, de belasting met een lateiconstructie omgeleid. Voor de latei wordt meestal een extra zware, een dubbele of een driedubbele balk toegepast, maar ook een kokerligger is mogelijk. De latei wordt opgelegd op hulpstijlen.
Voor de constructieve elementen kunnen indien gewenst ook masonite balken, stijlen en regels worden toegepast.
het subonderwerp "Triplexconstructies" van het onderwerp "Houtbouw" behorende bij dit onderdeel.
aanbevolen positie van stramien (grid)lijn - zie figuur
De afmetingen van de wanden hangen in eerste instantie af van de grootte van de verticale en horizontale belastingen.
Bij niet-dragende buitenwanden moet alleen de (horizontale) windbelasting worden opgenomen, maar bij dragende buitenwanden moet men ook rekenen op verticale belasting,
afkomstig van de bovenbouw.
Dragende binnenwanden moeten naast de verticale belasting uit de bovenbouw soms ook weerstand tegen schranken leveren.
het onderwerp "Houtafmetingen constructief" behorende bij dit onderdeel.
het onderwep "Houtafmetingen" van het onderdeel "materialen - hout".
Verdiepingsvloeren:
De verdiepingsvloer is in de houtskeletbouw het 'platform' voor de verdere opbouw van de woning (het gebouw). Deze vloer bestaar uit vloer-, rand-, en kopbalken, alsmede vloerplaten, plafond en in veel gevallen isolatiemateriaal. De vloerbalken worden opgelegd op een muurplaat, koppelregel, bovenregel of onderslagbalk van de hierboven beschreven dragende wanden.Als de ongesteunde lengte van de boven- en koppelregels van de buitenwanden onder de randbalk groter is dan 2.40 m. dan moet die randbalk een dwarsverstijving krijgen.
Uitkragingen zijn in de houtskeletbouw simpel te realiseren, zonder dat er bouwfysische problemen ontstaan. De eenvoudigste methode is de balklaag over te laten steken. Als de balklaag in de andere richting loopt dan worden gedraaide balken aan een dubbele vloerbalk bevestigd (zie bovenstaand figuur).
De maat van de vloeruitkraging is sterk afhankelijk van diverse constructieve aspecten, maar zal, gelet op de doorbuiging, meestal niet meer mogen zijn dan 60 cm.
voor oplossingen bij grotere uitkragingen voor bijvoorbeeld balkons het subonderwerp "Houten uitkragende balkons" van het onderwerp "Balkons" behorende bij het onderdeel "buitenschil - balkons".
De balkafstand is mede afhankelijk van de afmetingen van de vloerplaten.
ook de uitgangspunten "Richting van de balken, hartafstand en oplegging"
en het onderwerp "Balklaagverstijvingen" bij het onderwerp "Houten (balklaag) vloeren" van het onderdeel "vloeren - vloeren algemeen".
Om hinderlijk trillen en kraken te voorkomen, bevestigd men de vloerplaten met geprofileerde nagels of schroeven.
Kapconstructie:
In principe zijn er drie soorten kapconstructies, namelijk de gordingkap, de sporenkap en de spantenkap. Welke kapconstructie zal worden gebruikt is afhankelijk van het ontwerp.voor de gordingkap het onderwerp "Gordingkappen" van het onderdeel "daken - schuin dak".
Gevelafwerking:
De gevelafwerking van houtskeletbouw hoeft niet per definitie in hout te worden uitgevoerd maar kan dezelfde zijn als bij elke andere bouwmethode.het onderwerp "Houten gevelbekleding" behorende bij dit onderdeel.
Bij metselwerk moet men rekening houden met de optredende krimp in met name de vloerbalken. Vooral aan de onderzijde van raamopeningen en aan de bovenzijde van het metselwerk - als dit tot aan de goot of dakconstructie of vloeroverkraging doorloopt - moet men voldoende ruimte aanhouden om zakkingen op te vangen.
Prefabricage systemen:
Houtskeletbouw leent zich uitstekend voor elke vorm van prefabricage.De elementen zijn licht van gewicht en dus goed hanteerbaar en gemakkelijk te transporteren.
Eigenlijk is de benaming "skelet" minder terecht:
Bij oppervlakkige bestudering is er zeker in elke deel van de constructie een 'skelet' aanwezig, bestaande uit houten regels op een onderlinge afstand hart op hart van circa 400 mm.
Men vindt dat 'skelet' terug als stijlen in wanden, als balklaag en eventueel als sporenspant.
Dit 'skelet' is echter geen echt skelet omdat het niet zonder zijn huid overeind kan blijven.
de platform-bouwmethode, de ballo(o)n methode en de gemodificeerde Ballo(o)n methode
De platform-bouwmethode.
Kenmerkend voor de platform-bouwmethode. is dat de vloeren worden doorgevoerd tot aan de buitenzijde van de skeletconstructie. Hierdoor ontstaat op elke verdieping een werkvloer (platform) voor de daarop aan te brengen buiten- en binnenwand elementen.Voordelen zijn dat de wandelementen slechts een verdieping hoog zijn en daardoor goed hanteerbaar. Bovendien zijn de stijlen hierdoor slechts van geringe lengte.
zie ook het betreffende onderwerp behorende bij dit onderdeel.
De ballo(o)n methode en de gemodificeerde Ballo(o)n methode.
Bij de ballo(o)n methodeDe vloerbalken worden opgelegd op een draagregel en vastgemaakt aan de zijkanten van de stijlen.
Post-and-beam-methode.
Bij de post and beam methode wordt een afzonderlijke draagconstructie in de vorm van liggers en kolommen toegevoegd. Als gevolg hiervan hebben de wanden geen of een beperkte dragende functie.Deze methode wordt toegepast daar waar grotere overspanningen worden verlangd, met name in de utiliteitsbouw.
zie ook het betreffende onderwerp behorende bij dit onderdeel.
Bouwfysische aspecten van houtskeletbouw:
leidraad tekst: artikel Bouwtechniek (1983)Constructies in houtskeletbouw wijken in belangrijke mate af van vergelijkbare constructies in traditionele bouwsystemen, met massieve steenachtige materialen, door onder andere de gelaagde opbouw, de geringe massa en het materiaalgebruik. Dit heeft uiteraard ook invloed op de bouwfysische eigenschappen.
Voor de bouwfysische aspecten van traditionele bouwsystemen
het onderwerp "Geluidproblemathiek", en
het onderwerp "Warmtetransport door een constructie", en
het onderwerp "Vocht in een constructie"
van het onderdeel "bouwfysica" .
Geluidisolatie:
Geluidisolatie is een van de belangrijkste acoustische aspecten. Daarbij dient onderscheid gemaakt te worden tussen lucht- en contactgeluidisolatie.Bij monolitische constructies wordt de geluidisolatie in sterke mate bepaald door de massa.
Constructies in houtskeletbouw kunnen echter door toepasing van zogenaamde buigslappe materialen
en een spouwconstructie dezelfde geluidisolaties realiseren met een 5...10 maal lagere massa.
In het geval van gescheiden stijlen en regels, of bij vloeren met een aparte draagconstructie voor vloer en plafond kunnen ook contactgeluidisolaties worden bereikt die hoger zijn dan bij de gebruikelijke monolitische constructies.
Van grote invloed op de te realiseren geluidisolatie van scheidingsconstructies is de mate van zorgvuldigheid waarmee de uitvoering heeft plaatsgevonden.
Zowel geluidlekken als niet correcte aansluitingen kunnen de geluidisolatie erg negatief beïnvloeden.
Tevens kan dit het geval zijn bij een niet correcte detaillering of uitvoering van doorvoeringen door wanden, bijvoorbeeld ten behoeve van electra, sanitair, verwarmingspijpen, etc. of perforaties in wanden voor contactdozen en schakelaars.
Tegenover elkaar liggende inbouwdozen moeten verspringend worden aangebracht en in de rug worden geïsoleerd met een strook minerale wol.
Voor woningscheidende wanden kan voldoende geluidisolatie worden gerealiseerd met wanden opgebouwd uit gescheiden stijl- en regelwerk,
met aan weerszijden een dubbele gipsbeplating en een spouw van ca. 200 mm waarin (onverpakte) minerale wol is aangebracht.
Aansluitingen van daken en gevels op woningscheidende wanden in hsb zijn minder
problematisch dan bij gemengde en traditionele bouwsystemen, waar bijvoorbeeld
in de situatie met kamers van aangrenzende woningen onder een (hellend) dak, mede ten
gevolge van de veelal sobere dakconstructie, doorgaans slechts moeizaam aan de normen kan worden voldaan.
De belangrijkste factoren die van invloed zijn op de geluidisolatie van samengestelde wanden en vloeren zijn;
- de mate van koppeling tussen de beplatingen; (bij woningscheidende wanden is een gescheiden stijl-en regelwerk onontbeerlijk)
- de afstand tussen de beplatingen bepaalt te zamen met de massa van de beplatingen
het zogenaamde resonantiegebied, in welk gebied de geluidisolatie van de wand sterk kan afnemen;
De spouwdiepte dient voor binnenwanden ca. 90 mm te zijn bij toepassing van houten stijlen, en voorwoningscheidende wanden tenminste 110 mm, maar bij voorkeur ca. 200 mm te bedragen. - de massa van de beplating dient voor woningscheidende wanden ca. 20 kg/m2 per spouwblad te bedragen;
Toepassing van gipskartonplaten verdient de voorkeur, maar andere plaatmaterialen met een vergelijkbare massa zijn toepasbaar, mits zij een akoestisch buigslap karakter bezitten. - de geluiddemping in de spouw dient te geschieden met behulp van onverpakte minerale wol;
- de afstand tussen de stijlen dient bij voorkeur meer dan 500 mm h.o.h. te bedragen.
Voor een kamerscheidende vloer is een simpel plafond al voldoende.
Een hogere geluidisolatie kan worden gerealiseerd door het plafond trilling geïsoleerd aan de vloerbalken op te hangen met behulp van
speciale beugels of verende plafondhangers, of door het plafond een eigen ophangconstructie te geven, los van de vloer.
Ook met minder hoge vloerconstructies is het mogelijk een woningscheidende geluidisolatie te realiseren.
Hierbij dient evenwel de vloer verzwaard te worden door middel van een zwevende dekvloer opgelegd op minerale-wolplaten.
het onderwerp "Vloeren en geluid" van het onderdeel "vloeren - vloeren divers".
Warmte-en vocht:
Een traditionele spouwmuur met een dikte van ca. 300 mm bevat ca. 210 mm steenachtige materialen, zodat ca. 90 mm resteert voor de isolatie en een eventuele spouw. In een lichte samengestelde houtskelet gevelconstructie van gelijke dikte kan zowel ca. 200 mm isolatiemateriaal als een spouw worden ondergebracht.ln een traditionele spouwmuur komen koudebruggen voor in de vorm van metalen spouwankers, lateien en dergelijke van steenachtig materiaal en kozijnen van hout. In lichte samengestelde gevelconstructies kunnen houten koudebruggen in de vorm van stijlen, regels en kozijnen voorkomen.
De warmtegeleidingscoëfficiënt van hout is evenwel slechts 1/4...1/10 van die van steenachtige materialen, en ca. 1/250 ten opzichte van ijzer of staal.
Uit het bovenstaande moge blijken dat met lichte samengestelde gevelconstructies een hoog isolatieniveau is te realiseren, zonder daarbij in uitzonderlijke constructies te vervallen.
Dampremmende laag:
Gezien de opbouw van houtskeletbouw gevelconstructies en daken is de toepassing van een dampremmende laag noodzakelijk.
Deze dient te worden toegepast aan de zijde waar in de winter de hoogste dampspanning optreedt; de binnenzijde van de gevel.
Als de dampremmende laag direct achter de binnenbeplating wordt aangebracht, bestaat de mogelijkheid van beschadiging, bijvoorbeeld
tengevolge van doorvoeringen van elektra of bij eventuele latere ingrepen in de constructie.
lndien inderdaad de binnengevelbeplating wordt geperforeerd ten behoeve van installaties kan het beschadigen van
de dampremmende laag worden vermeden door deze op een afstand van bijvoorbeeld 40 mm ten opzichte van het binnenblad aan te brengen.
De thermische isolatie aan weerszijden van de dampremmende laag dient dan zodanig te worden gedimensioneerd dat geen inwendige condensvorming kan plaatsvinden.
Let op! Ideeën over hoe het moet veranderen met de tijd mee. zie principe damp-open gevels.
Accumulatie:
De massa van een houtskeletwoning is aanzienlijk geringer dan die van een woning gebouwd volgens een traditioneel of gemengd bouwsysteem.
De accumulatie van de woning (het vermogen om warmte op te slaan) is bij hsb dan ook aanzienlijk kleiner.
Dit komt onder andere tot uiting op zonnige dagen: binnentredende zonne-energie zal leiden tot een snelle verhoging van de binnenluchttemperatuur.
Bij zwaardere bouwsystemen kan een groter gedeelte van de binnentredende zonne-energie worden opgeslagen, waardoor de
luchttemperatuur minder zal stijgen; bij dalende Luchttemperatuur zal de in de constructie
opgeslagen energie aan de lucht worden
overgedragen.
Deze vorm van benutting van passieve zonne-energie komt bij hsb nauwelijks tot zijn recht.
"Passieve zonne-energie systemen in gebouwen" bij het onderdeel "Buitenschil algemeen".
ln dewinter is bij alle bouwsystemen de binnentredende zonne-energie doorgaans direct te gebruiken ten behoeve van de ruimteverwarming, en is accumulatie minder van belang.
Brandveiligheid:
Hout en op basis van hout vervaardigde plaatmaterialen zijn in principe toelaatbaar voor buitenwanden, daken, binnenwanden, vloeren, kolommen en onderslagbalken en trappen.Daar waar nodig moeten aanvullende brandwerende voorzieningen worden getroffen.
Door de toepassing van gipskartonplaten en de juiste minerale wol in de wand-en vloerconstructies wordt ruimschoots voldaan aan de gestelde eisen genoemd in het ‘Bouwbesluit’ en is er niet meer kans op brand dan bij traditionele woningbouw.
Bij een aantal plaatsen dienen extra aanvullende brandwerende voorzieningen te worden getroffen, zoals bij schachtwanden, woning/gebouwscheidende wanden etc.
In de holle ruimten van wanden en vloeren dient ‘schoorsteenwerking’ te worden voorkomen door de juiste plaatsing van onder-en bovenregels in de wanden en liggers in de vloeren.
(D en E zijn ook te combineren door gebruik te maken van speciale minerale wol welke voor dit doel is ontwikkeld)
Vouwskeletbouw:
De vouwskeletbouw methode is een specifieke variant van houtskeletbouw waarin de ruwbouw in zeer korte tijd op de fundering wordt geplaatst.Divers:
Het principe van houtskeletbouw wordt tegenwoordig ook veel toegepast voor het maken van gevel- en dakelementen voor betonnen en stalen draagconstructies.Deze elementen zijn relatief eenvoudig te plaatsen, waardoor een gebouw snel wind- en waterdicht kan worden gemaakt.
Zoals bijvoorbeeld:
Het Noorse pui-principe.
In het begin van de jaren vijftig van de vorige eeuw nam ook in Scandinavië de flatbouw in beton steeds meer toe. Om de openingen in het betonskelet dicht te maken, ging men geprefabriceerde panelen gebruiken die deze gaten opvulden. De opbouw van deze panelen, die wij bij ons wel 'Noorse pui' hebben genoemd berust op hetzelfde principe als de aldaar al heel lang toegepaste houtskeletbouwmethode.Kenmerkend voor deze panelen is het volgende:
De panelen moeten volledig afdichtend aan het betonskelet worden bevestigd.
zie ook
Sandwich dakplaten.
Dakplaten met overspanning van bouwmuur tot bouwmuur of van goot tot nok,alsmede als variant hierop de kapklapconstructies .
Overig:
Ook de gevels van de paalwoningen in o.a. Rotterdam zijn van de houtskeletbouw afgeleid.
Bouwkundig detailleren voor tekenaar en ontwerper:
dd: 15-05-2015
extra informatie behorende bij: | Bouwfysische aspecten van houtskeletbouw: |
Damp-open gevels.
bron: het houtblad oktober 2003In de houtskeletbouw is het gebruikelijk de gevels sterk damremmend uit te voeren.
Veelal gebruikt de hsb-bouwer hiervoor aan de binnenkant van de gevelconstructie een PE-folie met een sterk dampremmend vermogen, waardoor inwendige condensatie in de constructie praktisch is uitgesloten, ook als er in de uitvoering fouten worden gemaakt.
Sterk dampremmende gevels dragen echter niet bij aan een gezond binnenklimaat. Uit onderzoeksrapporten blijkt dat het met de afvoer van in de woning geproduceerde gassen, waaronder waterdamp, niet goed is gesteld. Ook als de woning is uitgerust met een mechanisch ventilatie systeem.
Een beter binnenklimaat ontstaat, als de woning naast een goed functionerend ventilatiesysteem gevels zou hebben met een dampopener structuur.
Luchtdichtheid:
Het construeren van damp-open hsb-gevels heeft uiteraard gevolgen voor de constructie.Van belang is dat de functie die de dampremmende laag heeft als luchtdichting in de wandconstructie, door plaatmateriaal aan de binnenzijde wordt overgenomen.
Dit betekent dat naden, leidingdoorvoeren, etc. moeten worden afgeplakt daar de binnenlucht in geen geval door luchtstroming in de gevelconstructie mag doordringen.
Als binnenbeplating kan men kiezen voor OSB of triplex. De constructieve plaatmateriaal die men bij de dampremmende gevels aan de buitenzijde plaatst wordt dus hier aan de binnenzijde aangebracht
Bij platte daken is een damp-open constructie uitgesloten, omdat door de dampdichte dakbedekking altijd kans op condensatie aanwezig is.
Bij schuine daken is het, afhankelijk van de bedekking, wel mogelijk
extra informatie behorende bij: | Houtskeletbouw divers: |
Het Noorse pui-principe.
let wel op!asbestboard is niet meer toegestaan, maar kan in dit soort puien nog steeds voorkomen.
extra informatie behorende bij: | Houtskeletbouw divers: |